Japan and I: The Chronicles

Voor de nog resterende maanden van mijn verblijf in Japan zal ik in deze blog mijn hart zonder schroom uitstorten over de geneugten, irritaties, feestjes, misverstanden, voedsel en al wat nog niet meer wat het japanse volk met mij wil delen.

donderdag, maart 30, 2006

Zwarte Donderdag

Zwarte donderdag (niet die van mij). Om 08.15 vraagt mijn baas of we even naar een apart kamertje kunnen gaan. Hij weet me te vertellen dat hij wordt overgeplaatst naar Nagano om daar in een totaal ander vakgebied te gaan klussen, van vibratie-onderzoek naar semi-conducters. Hoewel dit hoogstwaarschijnlijk volgens hem het einde van mijn opdracht betekent is dit nog niet zeker. Ik vraag of hij naar Nagano wil gaan. Zijn reactie is: “Ik wil er echt niet naar toe, maar mijn baas zegt: “JE MOET GAAN!”, maar ik wil niet, maar ik moet toch!”, waarna hij de saluuthouding aanneemt om duidelijk te maken hoe het hier werkt. Vervolgens brabbelt hij nog na over deze Japanse versie van “Befehl ist Befehl”. Het is even stil en dan vraagt hij hoe het er in Nederland aan toe gaat. Ik zeg: “....uhmmm....meestal in overleg, denk ik.....in ieder geval dat er overeenstemming is over wat men wil....je moet niks....”. “Ah...”, waarna hij de kamer sloffend, met hangend hoofd verlaat. Verbijsterd blijf ik achter door zijn zichtbare neerslachtigheid en, voor de meeste Japanners, vergaande uitgesprokenheid (achter gesloten deuren). Waar Nederlanders totale ongeremde uitgesprokenheid als een geboorterecht zien met het gevolg dat over veel dan wel niet alles openlijk geklaagd wordt, heeft Japan als geprononceerde nationale afwijking de chronische onderdanigheid die toch veel mensen lijkt te beletten in wat ze daadwerkelijk willen. Ongetwijfeld zou hij “nee” kunnen zeggen, maar hierbij zou zijn carrièreperspectief een flinke deuk oplopen als deze al niet weggevaagd zou worden.