Japan and I: The Chronicles

Voor de nog resterende maanden van mijn verblijf in Japan zal ik in deze blog mijn hart zonder schroom uitstorten over de geneugten, irritaties, feestjes, misverstanden, voedsel en al wat nog niet meer wat het japanse volk met mij wil delen.

vrijdag, april 28, 2006

Gastronomisch geslaagd weekje

Koninginnedag op de ambassade. Zoals te verwachten een stijfburgelijk koketterende aangelegenheid. Hoogtepunten waren de haring en de Hollandse kazen, waar ik me redelijk ziek in heb gegeten. Verder is de toast, of heildronk van de ambassadeur enigszins noemenswaardig. Na een speech waar niet veel van te verwachten viel en de ambassadeur deze verwachting ook waarmaakte riep iemand uit het publiek na de heildronk en het beschamend beheerste Wilhelmus, met koorbalstem “Lang leve de koningin!” (betreffende het Wilhelmus: hoewel ik mezelf altijd nog als een voorstander/promotor van ons mooie landje beschouw (ik ontwijk de bevlekte term “nationalist” maar) kan ik ook de eerste drie regels uit volle borst meezingen wat ik op mijn beurt uiterst ingetogen deed om maar te camoufleren dat ik de resterende veertien coupletten niet ken (zover ging men overigens niet). De ambassadeur kon dit niet op zich laten zitten en toch verrast door deze ongeregisseerde uitlating balde hij zijn vuist zoals een MS-patient het beter kan, wist deze nog net tot heuphoogte te brengen en zei toen schuchter in de microfoon “Jah….uhmmm…. hoera” en dit nog een tweede keer zonder goed gevolg onder de stijfburgelijken. Dat het hier een driewerf hoera voor de koningin zou moeten betreffen zal mij een zorg zijn, maar deze vertoning door een Balkenende-charismawaardige ambassadeur van/voor Nederland leidde tot veel gegniffel of zelfs hier en daar een gedempte lachstuiptrekking onder het publiek.
Toen ik alle selectierondes van het JPP doorwas heb ik van mijn ouders een 500-pagina’s tellend boekwerk van Karel van Wolferen gekregen, “Japan: het enigma van een stille wereldmacht”, waarin op kritische nagenoeg zwartgallige wijze het gehele Japanse systeem onder de loep wordt genomen. Dit boek heeft deze man in Japan en de rest van de wereld in zijn vakgebied en zelfs erbuiten grote faam opgeleverd. En hij was er ook. Eenmaal in gesprek met hem bleek hij zijn tijd te vullen met zwaar beladen monologen, terwijl ik ongeduldig om me heen keek om mijn bier en haringlading weer aangevuld te krijgen, en elke vraag van zijn kant was slechts van retorische aard. Niet verbijsterend, maar naar vijf minuten droop ik af om een meter verderop een gesprek met mijn filmbuddy, Catharina, te beginnen over de spaghetti-westerns van Clint Eastwood die ik in de week ervoor allemaal gezien had. Plots zwakte de vastberadenheid waarmee Karel zijn monologen in hoog tempo uitkotste af, bedankte zijn toehoorders op vriendelijke wijze en probeerde zich in de Clint Eastwood-discussie te wurmen. Niet dat ik hier iets expliciet duidelijk mee wil maken, maar ik vond het wel grappig.
Deze aangelegenheid kon ook gelijk aangegrepen worden als excuus voor het inluiden van de Golden week, een week vakantie voor veel Japanners. Evenwel betekent dit voor Japanners een week lang ontwenningsverschijnselen van het werk, uren en uren in de rij staan voor een B-attractie en mensen die daadwerkelijk een gat in hoofd hebben gaan bijv. uren en uren in de rij staan in Disneyland. Voor de kassa wel te verstaan. Hotelprijzen verveelvoudigen en met mijn ncidentele naar misantropisch neigende gevoelens vind ik het niet waard me in zo’n poel van verderf te werpen. Neen, mijn vakantie wordt thuis doorgebracht, Tokyo en Yokohama wel te verstaan, aangevuld met de incidentele dagtrip richting het strand of groot uitgevallen Boeddha-beeld. Te meer omdat ik twee weken later met mijn ouders en zusje een korte week rond zal reizen en eind juli nog een week op subtropische Japanse oorden val bivakkeren. Als laatste niet onbelangrijke reden kan ik aandragen dat een Griekse vriend langskomt, Antoinne. Deze 23-jarige eigenaar van een familie-scheepsvaartbedrijf is hier tien dagen om een nieuw containerschip te lanceren. Bijgestaan door zijn president-directeur en privé-advocaat die waarschijnlijk reeds de penopauze achter zich hebben gelaten. In de late uurtjes hangend in de bar komen deze mannen dan ook naar Antoinne toe met de vraag of ze geëxcuseerd mogen worden. Do your math. Dit was mijn introductie in de wereld van het GROTE geld met alle bijkomende elementen op de cocaine en Paris Hilton na. Ik was uitgenodigd om nagenoeg een week lang in de Grant Hyatt in Roppongi te vertoeven en honderdtachtig euro biefstukken te verorberen voor welgeteld nul euro’s. Dit kan je natuurlijk niet laten schieten. Het was een erg toffe week met extreem goed voedsel, het mislopen van Clint Eastwood die ook in het hotel zat, veel drank en met ongeloof (drank)rekeningen mogen aanschouwen (laatste nacht, drie personen, drankrekening zevenhonderd euro). Misschien is mijn grootste bezwaar wel dat deze rijke bezoekers, hoe kort dan ook hun verblijf mag zijn, culturele integratie...observatie niet verder reikt dan geur van hun eigen dranklucht gecombineerd met maagdelijk witte bedlakens. Maar dat is natuurlijk een keuze. En hierbij is de week eigenlijk ook gelijk weer voldoende samengevat (“Ik vermaakte me kosteloos”). Decadent leven, leuk, niet zaligmakend.