Een baaldag kennen ze hier niet
Voor de nog resterende maanden van mijn verblijf in Japan zal ik in deze blog mijn hart zonder schroom uitstorten over de geneugten, irritaties, feestjes, misverstanden, voedsel en al wat nog niet meer wat het japanse volk met mij wil delen.
“Dat is gevaarlijk, dat is gevaarlijk!!!”, schreeuwt mijn baas gefrustreerd. Mijn eerste reactie is: “Dude, wat de fuck is dit?!” en waarschijnlijk werp ik hem een blik toe die vraagt of alles verder goed met hem gaat. Hij herpakt zich en zegt rustig “Dat is gevaarlijk.” Het gaat hier om een machine, een kleine machine waarvoor ik de software gedeeltelijk moet schrijven. En in die machine zitten bewegende onderdelen. In mijn software beschik ik over een knop waarmee ik de machine aan en uit kan zetten, een grote duidelijke knop. Mijn baas drukte zojuist op deze knop en moest met ontsteltenis aanschouwen dat hij een onderdeel van het apparaat enkele millimeters zag bewegen, waarna hij ongecontroleerd zijn hierbovengenoemde frustraties begon uit te spuien. Ik had namelijk bij het aanzetten van het apparaat een automatische reset-functie ingebouwd waardoor het op zoek gaat naar zijn originele positie. Het lijkt mij heel normaal. Maar mijn baas wil deze twee functies gescheiden hebben, want “dit is extreem gevaarlijk”. Hij zegt letterlijk: “Stel je voor dat iemand de machine aanzet en ondertussen zijn hand in de machine heeft.” Ik wil zeggen dat deze persoon het dan ook verdient om bloedend op zoek te gaan naar een pleister, maar wegens gebrek aan vocabulaire zeg ik maar “oh....”. Ik herroep mijn vorige uitspraak, ga het culturele pad op door de confrontatie aan te gaan en vraag hem wat het verschil is als je op een reset-knop zou drukken, nadat je de machine aanzet en je hand in de machine houdt.
Voor de verduidelijking, toen ik enkele weken geleden een korte introductie kreeg bij het apparaat door een collega van hem, kwam hij haastig aangerend met geel/zwarte tape om daarmee alle gevaarlijke randen en zones af te zetten. Vervolgens werd de grote rode-stop knop ook nog eens voorzien van deze tape. Mijn baas is hier nog extremer in dan elke andere gehersenspoelde Toshiba-kloon. Dit is natuurlijk een cultuurverschil, maar je gaat je afvragen waar hij je voor aanziet.
Ik wil hierbij wel vermelden dat ik de eerste zal zijn die toegeeft dat wanneer je een inventief mechanisme aan de het apparaat vastknoopt met aan het uiteinde een doorgeladen revolver en deze richt op de zitplek van de operator er mogelijk gewonden kunnen vallen.
Na het stellen van mijn vraag krijgt mijn baas haast moeite met ademen (voor de duidelijkheid, het betreft hier een softwarematige aan-knop, voor het functioneren van het apparaat moet je hiervoor eerst nog een hardware-matige knop omschakelen). Hij beweert dat er geen apparaat op de wereld is dat zich reset na het aanzetten. Ik beweer het tegendeel, waarna hij in te snel en onduidelijk Japans zijn frustraties nogmaals uitspurt.
Sinds een aantal weken moet iedereen in je 1-uur-praatgroepje vertellen waar hij of zij mee bezig is, wat door mij van harte aangemoedigd wordt aangezien ik dan een betere kijk krijg op de gang van zaken. De eerste paar dagen deed iedereen over zijn antwoord enkele minuten, tegenwoordig is men klaar in een efficiënt tweetal zinnen. Mijn baas houdt het nu echter al weken vol om elke dag een monoloog van drie minuten af te steken waar zichtbaar niemand op zit te wachten. Hij is dus lang van stof. Erg lang. Daar komt nog eens bij dat ik over het algemeen mensen die zich tot mij richten wel redelijk kan verstaan, of ik weet tenminste waar ze het over hebben. Mijn baas beseft veelal niet dat hij op het gebied van de Japanse taal een kleuter voor zich heeft staan en zal voor het woord “simpel” dan ook eerst “simplistisch”, “ongecompliceerd”, “niet hinderlijk” of “niet moeizaam” gebruiken voordat hij het eerstgenoemde zal noemen (ondanks regelmatig een verzoek te hebben geplaatst). Op een gegeven moment leidt dit ook bij mij tot frustraties en ik zeg hem dat ik er daadwerkelijk niks van verstond. Mijn baas gooit zijn hoofd op tafel en zegt “kiite nai, kiite nai”, oftewel “je luistert niet”.
Wat enigszins voor het gedrag van mijn baas zou kunnen pleiten is, behalve dat ie natuurlijk met mij opgescheept zit, dat enkele dagen eerder ontdekt is dat in een reeks uitgebrachte machines een software-fout zit waarvan hij de maker is (van de fout, niet van de machines). Dat dit je weken gaat kosten stemt niemand vrolijk. Kortom onze “relatie” heeft een beetje een dipje en ik heb wat opgekropte frustraties om weg te schrijven. Maar daarmee is de kous nog niet af.
De dag ervoor ben ik in de stromende regen gaan hardlopen naar het grootste gebouw in Japan, die vlak bij mij in de buurt staat. Bij een druk kruispunt bergafwaarts ga ik harder rennen om nog een groen stoplicht te halen. Een verkeerde inschatting dwingt mij ertoe vol op de rem te gaan. Nu is Japan bezaaid met glibberige gele tegels met bolletjes die bedoelt zijn voor blinden en slechthorenden, hoewel ik er nog nooit één gebruik van heb zien maken. Het gevolg is dat ik volledig met beide benen de lucht in zwiep en verticaal op de aarde neerdaal. De klap weet ik grotendeels op te vangen met mijn handen en houdt er dus slechts een paar blauwe plekjes aan over. Mijn baas, geïndoctrineerd met de veiligheidregeltjes, ziet dit de volgende dag en vraagt hoe ik er aan kom. Volgens Toshiba-reglementen, die zoals naar Japans behoren bij tijd en wijle autocratisch aandoen, is het verboden om met de fiets naar het werk te gaan aangezien dit uiterst gevaarlijk is. Ik zeg hem dat ik naar de Landmark-tower ben gerend om daar voor de neuzen van enkele tientallen mensen florissant op mijn bek te gegaan. Het eerste wat mijn baas natuurlijk vraagt is: “Was dit vanaf je werk naar de Landmark-tower?”. Ik zeg: “Nee, vanaf huis.”, waarop hij een zucht van opluchting slaakt en zegt: “Oeh, gelukkig, want anders hadden jij, Toshiba en het JNI een gróót probleem.” Ik lach vriendelijk en denk ondertussen “Jij, akelige kommaneuker!” of “Jij, Japanner!”. Wat ik precies dacht weet ik niet meer maar afhankelijk van context dekken beide verwensingen ongeveer dezelfde lading.
Voetnoot: dat dit stukje doordrenkt is van frustraties is geen geheim. Twee weken later zijn deze frustraties (bij mij) allang als sneeuw voor de zon verdwenen (in het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst).
Een bezoek gebracht aan de Yasukuni-shrine en museum. Dit is de tempel waar Koizumi (de minister-president) jaarlijks alle gestorven soldaten sinds 1868 herdenkt. Met deze herdenking pakt Koizumi, ongewild of niet, een tiental zware oorlogsmisdadigers mee met het gevolg dat Korea en China de gelegenheid aangrijpen om hun gal over Japan uit te spugen. Niet geheel onterecht. De gehele tempel wordt in stand gehouden door extreemrechtse groeperingen en op de website van de Yasukuni-tempel staat ook doodleuk “War is truly sorrowful.Yet to maintain the independence and peace of the nation and for the prosperity of all of Asia, Japan was forced into conflict.” Een bezoek aan het museum blijkt niet minder eenzijdig te zijn en het is met name Amerika die het moet ontgelden.
De eerste twee maanden van mijn Toshiba-stage had elke week wel een Toshiba-feest die altijd verantwoord werd met een of ander illuster excuus. Nagenoeg de gehele maand mei leek echter een drooglegging nabij te zijn. Aangezien de feestjes monotoon begonnen de te worden (ze waren echt altijd hetzelfde) was een korte pauze niet ongewenst, maar langer dan een maand zou reden tot zorgen zijn. De maanden juni en juli zijn echter weer flink volgepakt: twee standaardfeesten, Toshiba verjaardag, tweedaagse strand-drink-BBQ-festijn met 16 leeftijdsgenoten van Toshiba op “umi no hi”, afscheidsfeestje en mogelijk nog enkele andere aangelegenheden en dit is allemaal Toshiba-gerelateerd.
Op deze vrijdag is een welkomstfeest van een team werknemers die allemaal van departementsnaam verhuizen, maar niet van departement. Hier uw illustere excuus tot weer enkele uren ongegeneerd gedrag onder de Japanners. Mijn Toshiba-leeftijdsgenoten zijn niet van de partij maar hebben hun eigen feestje georganiseerd (reden: onbekend) waar ik mij enkele uren later bijvoeg. Het feest werd niet gekenmerkt door wanstaltig drankmisbruik dus was het een geschikt moment om plannen te smeden voor de volgende maandag, de dag dat Japan door Australië in de pan gehakt zou worden.
Nu bevinden zij zich in de volgende situatie. Ze wonen in een andere dormitory dan ik en die van hen is tien minuten van het werk. Op het feestje wist ik hen te overtuigen dat zij niet thuis in hun eentje achter hun televisietje moesten gaan zitten, maar de wedstrijd in de locale pub vlak bij het werk moesten kijken. Daar stemde iedereen vrij enthousiast mee in. De dag van de wedstrijd is echter een heel ander verhaal. De wedstrijd begint om 22.00 en is om 23.45 afgelopen. Ze zullen op zijn hoogst tien minuten later in bed liggen dan wanneer men verkiest voor het Remi-scenario. Niet geheel onverwacht was echter de respons op die dag "Ja, moeilijk, moeilijk, morgen werk.....zwaar, zwaar...moeilijk, moeilijk.” Zodra bij Japanners mogelijk het werk in het geding komt, wat in dit geval helemaal niet nodig is, deinst men erg snel terug. Geheel tegen de verwachtingen in besluit men uiteindelijk toch om het daar te kijken waar het het meest gezellig is. En zo zie je maar weer, elk vooroordeel heeft zijn nadeel.
Terug naar de betreffende vrijdag, na dit feest is er nog een derde ronde. Het betreft de openingswedstrijd van Duitsland tegen Costa Rica. In een Duitse school in Shin-Yokohama is een groot scherm opgezet en daar wordt met ongeveer 50 Duitsers, waarvan veel gezellig en dikbuikig en twee Nederlanders (ik en Tom van der Elst) veel bier gedronken. En hoe ga je dan aangezien je geen Henny Huisman bent onder de ongelovigen (oftewel verrader), inderdaad in het Oranje. Het laatste wat ik me kan herinneren is dat ik laveloos in een Mercedes ben gekropen om me naar mijn bed te laten deporteren.