Japan and I: The Chronicles

Voor de nog resterende maanden van mijn verblijf in Japan zal ik in deze blog mijn hart zonder schroom uitstorten over de geneugten, irritaties, feestjes, misverstanden, voedsel en al wat nog niet meer wat het japanse volk met mij wil delen.

vrijdag, juni 30, 2006

Een baaldag kennen ze hier niet

Mijn baas is ziek. En exact deze dag had hij enkele weken al vastgelegd om een ochtend vrij te nemen. Ondanks dat hij ziek is verschijnt hij om 13.00 wel op zijn werk. Hij ziet geel/groen en klaar om elk moment ter aarde neer te storten. Ik vraag hem hoe het gaat en krijg als respons dat het vanochtend erg was, maar nu gaat het prima. Enkele seconden later begint de nutteloze mededelingenronde en de nutteloze veiligheidsspeech. Mijn baas wankelt op zijn benen. Enkele minuten in de speech, terwijl ik ook wankelend op mijn benen sta, klaar om mezelf ter aarde te storten maar dan van slaap/verveeldheid, grijpt mijn baas naar zijn mond en rent als een gek naar de WC (maar dan ook echt rennen). Een half uur later is hij terug. De rest van de dag heeft hij naar zijn computerscherm lopen staren en zich erg ziek lopen voelen (en indien hij thuis zou blijven zou het hem een vakantiedag kosten). Dit en enkele andere redenen zorgen er toch wel voor dat ik niet sta te popelen om voor een Japans bedrijf in Japan te werken.

maandag, juni 26, 2006

Nog een pokke vier jaar wachten!

Vandaag is een uitgesproken klote-dag. Een echte. Die smerige Portugezen. Vervolgens krijg ik feedback op mijn rapport. Er waren wel 30 opmerking, ik vond er waarschijnlijk drie nuttig. Een figuurnummer vergeten, een zin stond er dubbel. De rest sloeg nagenoeg nergens op, maar het waren er wel 27. In de trend van “De rekenmethode van het programma moet je uitleggen.”, waarop ik zeg: “Dat doe ik ook, ik vermeld de theorie hier en zeg wat ie doet.” “Ja, maar je moet uitgebreider uitleggen hoe die theorie werkt, in vijf regels ofzo.”, “Uhmm...de gemiddelde uitleg van deze theorie bestaat minimaal uit honderd pagina’s. Wat is het nut?”, “Doe toch maar.” Of een andere leuke was, “Ja, in dit diagrammetje moet dit lijntje niet aan de linkerkant van het blokje eindigen, maar aan de bovenkant.”, “Dat komt toch op exact hetzelfde neer?”, “Ja, maar zo doen wij dat in Japan.” Of het onderschrift van een grafiek had ik meer dan een regel gemaakt. Gebeurt waar ik vandaan kom vaak genoeg (maar dat is natuurlijk geen argument). Hij wijst het probleem aan en begint te lachen en zegt: “Ja, maar uhh....dit kan natuurlijk niet, hè?!”, “Nee, dit is inderdaad erg dom van mij.” En zo ging het nog even door. Eigenlijk zijn deze opmerkingen an sich niet zo erg, ware het niet dat het er 27 van waren en dat elke opmerking gemiddeld vijf minuten in beslag nam.

Vervolgens vraag ik ver na officiële werktijd of mijn baas voor mij telefonisch mijn internetabonnement op wil zeggen. Ik weet dat ik hem hiermee in een “lastig” parket druk, maar ik kan het gewoon simpelweg niet aangezien ik telefoon-Japans al helemaal niet begrijp en ze geen Engels kunnen spreken (dit heb ik iig geprobeerd te vragen). Hij vraagt hoe ik het aangevraagd had. “Gewoon via mijn vorige baas, hier,” zeg ik. “Hij heeft hier toen voor mij lopen bellen, duurde slechts een uur (niet overdreven).” “Hier? Met de telefoon van Toshiba?”, “Nee, dat was met mijn mobiel.”, “Maar je hebt hier echt gebeld? Echt waar? Echt waar?” Zucht.
Uiteindelijk, nadat hij ook nog eens met mijn oude baas heeft gebeld om navraag te doen of vanuit Toshiba daadwerkelijk gebeld is doet hij het belletje met het bedrijf Zonnet. Trillend pakt hij de telefoon op (geen grap, want hij gaat bellen voor iets wat niet direct werkgerelateerd is). Het gesprek duurt drie minuten en hij begint tien minuten tegen mij te lullen. Hij wil me duidelijk maken dat ik alleen nog maar even met NTT, de telefoonmaatschappij moet bellen om de lijn op te zeggen. “Grapje toch?!”

Ik ben blij dat ik gedurende deze stage twee verschillende soorten bazen heb mogen ervaren. Een korte analyze. Waar mijn vorige baas een rebel was onder de rebellen, een James Dean onder de baptisten en het bevel van een Japanse generaal anno 1945 tot kamikaze zou retourneren met een middelvinger, heb ik het “gevoel” dat mijn nieuwe baas zou rennen voor de sleutels van het vliegtuig.

Slechts met alle terughoudendheid durf ik mijn huidige baas nog een vraag te stellen. Alleen als het echt nodig is. Elke vraag wordt beantwoord met een minimaal vijf-minuten durende monoloog in onverstaanbaar gebrabbel (dit heb ik al eens eerder vermeld). Die man heeft alles behalve een inlevingsvermogen voor de ander qua taal. Nu wil ik niet zeggen dat ik dat wel heb, maar in dit geval ben ik degene die met de gebakken peren zit, dus dan trek ik het me wel aan. Mijn vorige baas verstond ik voor 70%, mijn nieuwe baas voor 10%. Mijn acteergrenzen worden nog steeds dagelijks verlegd, alles wat ie zegt wordt beantwoord met minimaal een opgetrokken wenkbrauw terwijl ik langzaam mijn rechterhand mijn kin toucheer en ondertussen knikkend "ja...oja...inderdaad....nu snap ik het" roep. Dit om hem de impressie te geven dat zijn overijver niet onbeantwoord blijft en ik zijn monoloog zo kort mogelijk weet te houden (de eigenschap inzet moet ik hem zeker meegeven). In werkelijkheid denk ik "Volgens mij is dit niet wat ik vroeg............nee, nu weet ik het zeker, dit vroeg ik echt niet,...........................................of toch wel.............................neeh......ach jezus, waarom doe ik die moeite nog." De eerste paar dagen stond zijn hoofd nog blank van het zweet gedurende en de daarop volgende vijf minuten van zijn uitleg, tegenwoordig kent hij geen schroom meer. Hij is opgehouden met zweten en kent geen faalangst meer. Slechts het feit (vergaande speculatie) dat hij zijn vrouw vanavond nog voordat zij naar bed gaat wil zien weerhoud hem ervan door en door te gaan. Ik heb mijn vorige baas ooit een workaholic genoemt, hij staat in de kolossale schaduw van dit kleine mannetje dat ooit zo schuchter was. Niks weerhoud hem ervan om voor 8.00 op het werk te zijn en evenmin tot 21.30 te zitten. En dan heeft ie nog anderhalf uur reistijd te gaan. Ja, reken goed...hij heeft nog 7.30 uur slaap indien hij thuis niet zou eten, praten met zijn vrouw, ruzie zou maken, tv kijken, een boek lezen, rustig op de wc zitten, porno kijken op het internet, lachen, huilen, sport, films huren, vrienden zien, biertje drinken of sex. En hij wil nog kinderen ook.

vrijdag, juni 23, 2006

Japanse commi's

Dit stond vandaag in het NRC over het aantal werknemers in publieke organisaties in Nederland: “...Voor de kwaliteit van wat de organisatie doet maakt het volgens Berenschot niet uit. Wel ondervinden organisaties met een extreem grote of kleine overhead nadelen. “Organisaties met een zeer hoge overhead kenmerken zich door veel bureaucratie, een overmaat aan controle, bemoeizucht, een overdaad aan nieuw beleid en het voortdurend opstarten van nieuwe ontwikkelingen.” ....” Erg maar dan ook erg herkenbaar voor Japan. Het aantal werknemers wat hier rondhangt is aanzienlijk, “rondhangen” is hier figuurlijk maar zeker niet als hyperbool bedoelt (“hyperbool” is tegenovergestelde van een “understatement” zegt Wikipedia). “Aanzienlijk” kan echter wel worden beschouwd als een understatement.

zaterdag, juni 17, 2006

Baadasssss!


(voor een vergroting klik op de foto)

De man met de rode cirkel (dit is geen toeval) is Youhei, de badass van Yokohama, de schrik van elke gangsterrapper en de man die regelmatig weer eens de lokale muziekcharts overhoop haalt. Hij is de geestelijke vader van South Crew en waarschijnlijk vader van nog veel meer. Vrouwen kussen de grond waarop hij gelopen heeft en het laat hem koud. Net zo koud als alle kogels die hem doorboord hebben of de loden pijpen die op hem in de streets kapot zijn geslagen. Youhei kent het harde leven en hij is alleen gekomen waar hij vandaag is door vallen en opstaan.

Youhei is de man die op 16 april (zie datum of "De Pusdruipende Rat") de MP3-speler weer bij zijn rechtmatige eigenaar wist terug te brengen, namelijk ik, en waarschijnlijk heeft de dader nu al enkele maanden zijn laatste rustplaats gevonden in een betonblok. Ook is hij de man die op 25 mei (zie datum of "Mijn Fitnesshok,...") in mijn fitness-verhaal voorkomt. Ik vermeldde dat hij met een slap handje zwaaide, ik heb me vergist, dit moet een stand-in zijn geweest. Waarschijnlijk was Youhei bezig met een drive-by-shooting en had hij een alibi nodig.

De blauw omcirkelde mannetjes zijn slechts zij die Youhei's schaduw hebben mogen aanschouwen en de eer hebben om dagelijks het nakijken te hebben hoe Youhei de fitnessbankjes bezweet achterlaat. Elke keer weer mondt het uit in een gevecht wie er als eerste op het bankje mag.

Tot slot, waarom gaat Youhei dan naar de fitness als ie alles al heeft? Slechts een directe quote doet eer aan zijn oneindige gevoel voor sarcasme, namelijk: "Ik vind mezelf een beetje dik (giechel, giechel)."

vrijdag, juni 16, 2006

Oh, wat vermaakte ik mij die dag goed

“Dat is gevaarlijk, dat is gevaarlijk!!!”, schreeuwt mijn baas gefrustreerd. Mijn eerste reactie is: “Dude, wat de fuck is dit?!” en waarschijnlijk werp ik hem een blik toe die vraagt of alles verder goed met hem gaat. Hij herpakt zich en zegt rustig “Dat is gevaarlijk.” Het gaat hier om een machine, een kleine machine waarvoor ik de software gedeeltelijk moet schrijven. En in die machine zitten bewegende onderdelen. In mijn software beschik ik over een knop waarmee ik de machine aan en uit kan zetten, een grote duidelijke knop. Mijn baas drukte zojuist op deze knop en moest met ontsteltenis aanschouwen dat hij een onderdeel van het apparaat enkele millimeters zag bewegen, waarna hij ongecontroleerd zijn hierbovengenoemde frustraties begon uit te spuien. Ik had namelijk bij het aanzetten van het apparaat een automatische reset-functie ingebouwd waardoor het op zoek gaat naar zijn originele positie. Het lijkt mij heel normaal. Maar mijn baas wil deze twee functies gescheiden hebben, want “dit is extreem gevaarlijk”. Hij zegt letterlijk: “Stel je voor dat iemand de machine aanzet en ondertussen zijn hand in de machine heeft.” Ik wil zeggen dat deze persoon het dan ook verdient om bloedend op zoek te gaan naar een pleister, maar wegens gebrek aan vocabulaire zeg ik maar “oh....”. Ik herroep mijn vorige uitspraak, ga het culturele pad op door de confrontatie aan te gaan en vraag hem wat het verschil is als je op een reset-knop zou drukken, nadat je de machine aanzet en je hand in de machine houdt.

Voor de verduidelijking, toen ik enkele weken geleden een korte introductie kreeg bij het apparaat door een collega van hem, kwam hij haastig aangerend met geel/zwarte tape om daarmee alle gevaarlijke randen en zones af te zetten. Vervolgens werd de grote rode-stop knop ook nog eens voorzien van deze tape. Mijn baas is hier nog extremer in dan elke andere gehersenspoelde Toshiba-kloon. Dit is natuurlijk een cultuurverschil, maar je gaat je afvragen waar hij je voor aanziet.

Ik wil hierbij wel vermelden dat ik de eerste zal zijn die toegeeft dat wanneer je een inventief mechanisme aan de het apparaat vastknoopt met aan het uiteinde een doorgeladen revolver en deze richt op de zitplek van de operator er mogelijk gewonden kunnen vallen.

Na het stellen van mijn vraag krijgt mijn baas haast moeite met ademen (voor de duidelijkheid, het betreft hier een softwarematige aan-knop, voor het functioneren van het apparaat moet je hiervoor eerst nog een hardware-matige knop omschakelen). Hij beweert dat er geen apparaat op de wereld is dat zich reset na het aanzetten. Ik beweer het tegendeel, waarna hij in te snel en onduidelijk Japans zijn frustraties nogmaals uitspurt.

Sinds een aantal weken moet iedereen in je 1-uur-praatgroepje vertellen waar hij of zij mee bezig is, wat door mij van harte aangemoedigd wordt aangezien ik dan een betere kijk krijg op de gang van zaken. De eerste paar dagen deed iedereen over zijn antwoord enkele minuten, tegenwoordig is men klaar in een efficiënt tweetal zinnen. Mijn baas houdt het nu echter al weken vol om elke dag een monoloog van drie minuten af te steken waar zichtbaar niemand op zit te wachten. Hij is dus lang van stof. Erg lang. Daar komt nog eens bij dat ik over het algemeen mensen die zich tot mij richten wel redelijk kan verstaan, of ik weet tenminste waar ze het over hebben. Mijn baas beseft veelal niet dat hij op het gebied van de Japanse taal een kleuter voor zich heeft staan en zal voor het woord “simpel” dan ook eerst “simplistisch”, “ongecompliceerd”, “niet hinderlijk” of “niet moeizaam” gebruiken voordat hij het eerstgenoemde zal noemen (ondanks regelmatig een verzoek te hebben geplaatst). Op een gegeven moment leidt dit ook bij mij tot frustraties en ik zeg hem dat ik er daadwerkelijk niks van verstond. Mijn baas gooit zijn hoofd op tafel en zegt “kiite nai, kiite nai”, oftewel “je luistert niet”.

Wat enigszins voor het gedrag van mijn baas zou kunnen pleiten is, behalve dat ie natuurlijk met mij opgescheept zit, dat enkele dagen eerder ontdekt is dat in een reeks uitgebrachte machines een software-fout zit waarvan hij de maker is (van de fout, niet van de machines). Dat dit je weken gaat kosten stemt niemand vrolijk. Kortom onze “relatie” heeft een beetje een dipje en ik heb wat opgekropte frustraties om weg te schrijven. Maar daarmee is de kous nog niet af.

De dag ervoor ben ik in de stromende regen gaan hardlopen naar het grootste gebouw in Japan, die vlak bij mij in de buurt staat. Bij een druk kruispunt bergafwaarts ga ik harder rennen om nog een groen stoplicht te halen. Een verkeerde inschatting dwingt mij ertoe vol op de rem te gaan. Nu is Japan bezaaid met glibberige gele tegels met bolletjes die bedoelt zijn voor blinden en slechthorenden, hoewel ik er nog nooit één gebruik van heb zien maken. Het gevolg is dat ik volledig met beide benen de lucht in zwiep en verticaal op de aarde neerdaal. De klap weet ik grotendeels op te vangen met mijn handen en houdt er dus slechts een paar blauwe plekjes aan over. Mijn baas, geïndoctrineerd met de veiligheidregeltjes, ziet dit de volgende dag en vraagt hoe ik er aan kom. Volgens Toshiba-reglementen, die zoals naar Japans behoren bij tijd en wijle autocratisch aandoen, is het verboden om met de fiets naar het werk te gaan aangezien dit uiterst gevaarlijk is. Ik zeg hem dat ik naar de Landmark-tower ben gerend om daar voor de neuzen van enkele tientallen mensen florissant op mijn bek te gegaan. Het eerste wat mijn baas natuurlijk vraagt is: “Was dit vanaf je werk naar de Landmark-tower?”. Ik zeg: “Nee, vanaf huis.”, waarop hij een zucht van opluchting slaakt en zegt: “Oeh, gelukkig, want anders hadden jij, Toshiba en het JNI een gróót probleem.” Ik lach vriendelijk en denk ondertussen “Jij, akelige kommaneuker!” of “Jij, Japanner!”. Wat ik precies dacht weet ik niet meer maar afhankelijk van context dekken beide verwensingen ongeveer dezelfde lading.

Voetnoot: dat dit stukje doordrenkt is van frustraties is geen geheim. Twee weken later zijn deze frustraties (bij mij) allang als sneeuw voor de zon verdwenen (in het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst).


Het uitzicht van mijn balkon 's nachts

maandag, juni 12, 2006

De illusies spatten je om de oren

Japanners hebben het zwaar. Ze kijken altijd vermoeid, zeggen altijd “Ik ben moe.” of dat ze het zwaar hebben en weten dit af en toe ook nog eens te ondersteunen met een zucht of een kreun. Dit duidt niet gelijk op een zwartgallige gemoedstoestand, mede doordat het natuurlijk gedeeltelijk met de culturele paplepel is ingegoten. Een beetje zoals Nederlanders altijd hun zin met “Ja, maar...” beginnen, terwijl ze het noodzakelijk niet ergens mee oneens zijn. Maar, inderdaad, per definitie word je natuurlijk niet vrolijker van deze wandelende Prozac-advertenties. Onze Japanse lerares en leraar gaan dusdanig ver door impliciet te beweren dat de levensstandaard voor de gemiddelde Japanner zuigt. Dit zou een aanleiding kunnen zijn. Japanners hebben bijvoorbeeld sterk de neiging om situaties pessimistischer weer te geven dan het in “werkelijkheid” is. Dit om de toehoorder niet voor onaangename verassingen te laten komen staan (of naderhand zichzelf niet). Veelal is een probleem moeilijk om van de oplossing nog maar niet te spreken. Een simpel voorbeeld waarbij dit schijnpessimisme (of echt pessimisme) naar voren komt is het weer. Als morgen de zon zal stralen met enkele wolkjes, dan trekt de Japanner een moeilijk gezicht en zegt dat het de ganse dag dichtbewolkt zal zijn. Indien het de ganse dag dicht bepakt zal zijn met hier en daar enkele buitjes dan zal een Japanner het niet schromen om het woord “zondevloed” in de mond te nemen. Dit is natuurlijk erg veralgemeniseerd en zwart/wit uitgedrukt, maar je begrijpt waar ik heen wil. Wij Nederlanders hebben er ook wel een handje van, warm is al snel te heet, koud is al snel te koud.
De voetbalwedstrijd ’s avonds met de Japanners was tot een kwartier voor tijd erg gezellig. Ik ben blij dat ik voor Hiddink was. Voor hen is na de eerste wedstrijd al een illusie uit elkaar gespat.


zondag, juni 11, 2006

Yasukunazi's

Een bezoek gebracht aan de Yasukuni-shrine en museum. Dit is de tempel waar Koizumi (de minister-president) jaarlijks alle gestorven soldaten sinds 1868 herdenkt. Met deze herdenking pakt Koizumi, ongewild of niet, een tiental zware oorlogsmisdadigers mee met het gevolg dat Korea en China de gelegenheid aangrijpen om hun gal over Japan uit te spugen. Niet geheel onterecht. De gehele tempel wordt in stand gehouden door extreemrechtse groeperingen en op de website van de Yasukuni-tempel staat ook doodleuk “War is truly sorrowful.Yet to maintain the independence and peace of the nation and for the prosperity of all of Asia, Japan was forced into conflict.” Een bezoek aan het museum blijkt niet minder eenzijdig te zijn en het is met name Amerika die het moet ontgelden.


vrijdag, juni 09, 2006

Wir fahren nach Berlin!

De eerste twee maanden van mijn Toshiba-stage had elke week wel een Toshiba-feest die altijd verantwoord werd met een of ander illuster excuus. Nagenoeg de gehele maand mei leek echter een drooglegging nabij te zijn. Aangezien de feestjes monotoon begonnen de te worden (ze waren echt altijd hetzelfde) was een korte pauze niet ongewenst, maar langer dan een maand zou reden tot zorgen zijn. De maanden juni en juli zijn echter weer flink volgepakt: twee standaardfeesten, Toshiba verjaardag, tweedaagse strand-drink-BBQ-festijn met 16 leeftijdsgenoten van Toshiba op “umi no hi”, afscheidsfeestje en mogelijk nog enkele andere aangelegenheden en dit is allemaal Toshiba-gerelateerd.

Op deze vrijdag is een welkomstfeest van een team werknemers die allemaal van departementsnaam verhuizen, maar niet van departement. Hier uw illustere excuus tot weer enkele uren ongegeneerd gedrag onder de Japanners. Mijn Toshiba-leeftijdsgenoten zijn niet van de partij maar hebben hun eigen feestje georganiseerd (reden: onbekend) waar ik mij enkele uren later bijvoeg. Het feest werd niet gekenmerkt door wanstaltig drankmisbruik dus was het een geschikt moment om plannen te smeden voor de volgende maandag, de dag dat Japan door Australië in de pan gehakt zou worden.

Nu bevinden zij zich in de volgende situatie. Ze wonen in een andere dormitory dan ik en die van hen is tien minuten van het werk. Op het feestje wist ik hen te overtuigen dat zij niet thuis in hun eentje achter hun televisietje moesten gaan zitten, maar de wedstrijd in de locale pub vlak bij het werk moesten kijken. Daar stemde iedereen vrij enthousiast mee in. De dag van de wedstrijd is echter een heel ander verhaal. De wedstrijd begint om 22.00 en is om 23.45 afgelopen. Ze zullen op zijn hoogst tien minuten later in bed liggen dan wanneer men verkiest voor het Remi-scenario. Niet geheel onverwacht was echter de respons op die dag "Ja, moeilijk, moeilijk, morgen werk.....zwaar, zwaar...moeilijk, moeilijk.” Zodra bij Japanners mogelijk het werk in het geding komt, wat in dit geval helemaal niet nodig is, deinst men erg snel terug. Geheel tegen de verwachtingen in besluit men uiteindelijk toch om het daar te kijken waar het het meest gezellig is. En zo zie je maar weer, elk vooroordeel heeft zijn nadeel.

Terug naar de betreffende vrijdag, na dit feest is er nog een derde ronde. Het betreft de openingswedstrijd van Duitsland tegen Costa Rica. In een Duitse school in Shin-Yokohama is een groot scherm opgezet en daar wordt met ongeveer 50 Duitsers, waarvan veel gezellig en dikbuikig en twee Nederlanders (ik en Tom van der Elst) veel bier gedronken. En hoe ga je dan aangezien je geen Henny Huisman bent onder de ongelovigen (oftewel verrader), inderdaad in het Oranje. Het laatste wat ik me kan herinneren is dat ik laveloos in een Mercedes ben gekropen om me naar mijn bed te laten deporteren.

zaterdag, juni 03, 2006

Sport is bijzaak

Mijn eerste dag bij mijn nieuwe fitness. Zoals eerder vermeld, kan ik slechts voor een klein bedrag extra per maand (dankzij een kortingsactie) nu wel genieten van een zwembad, massagestoelen, onzen (japans badhuis) incl. sauna en allerlei baden, tv’s bij elk fitnesstoestel, immer alert personeel en een schare aan afgetrainde huisvrouwen. Waar bij de vorige fitness veel gepraat en gelachen werd, lijkt hier het ontwijken van sociale contacten de boventoon te voeren. Maar voor die enkele weken is dat geen probleem.
Verder: Al enkele weken achtereen wordt geprobeerd om een softbaltoernooi onder de Toshiba-werknemers te organiseren. Dat dit al een tijd zonder succes is, is vanwege het feit dat op de betreffende zaterdagen mogelijk enkele regenbuitjes in de middag kunnen vallen. Twee van de drie zaterdagen bleek het weer redelijk tot goed, eentje wat minder. Moraal is dat, zeker omtrent sport, Japanners het minste of geringste aangrijpen om een evenement te annuleren, de kans dat het misgaat is aanwezig. Wat mij gelijk naar de volgende dag brengt.