Zonder te mopperen ga ik al een aantal maanden vier keer in de week naar de fitness. Eigenlijk zonder na te denken. Vandaag is mijn laatste dag bij dit fitnesshok aangezien ik mij bij een luxe fitnesscentrum tegenover het werk heb ingeschreven. Hier zal ik mijn laatste twee maanden verslijten, mede mogelijk gemaakt door hun kortingsactie over een periode van twee maanden. Dit vraagt om een korte terugblik op de tergend saaie of enerverende avonden in fitnesshok “De Vinkenslag”.
Niks geen stoere negerpraat of blanke krachtpatserij, dit betreft een Japans fitnesshok pur sang waar Jan met de pet, en een aantal Japanners met een imago-crisis de laatste plooitjes in de rechtvaardiging van hun ijdelheid proberen recht te trekken, oftewel belachelijk gespierd worden. Veelal bestaat het ensemble uit ringbaardjes en Tom Sellick snorren die halve dagen in dit van daglicht onttrokken, naar roest ruikende hok verkeren. Het zijn alles behalve doorsnee Japanners, niet alleen omdat ze gezichtshaar kunnen laten groeien, maar ook omdat ze soms langer zijn dan ik, vaak meer wegen dan ik en altijd veel sterker zijn dan ik (we praten over gewichten waarbij je de stang van de drukbank krom kunt zien staan). Ook zijn ze amicaal en soms extroverter dan Gerard Joling op bezoek bij Gordon (ik heb dit al meerdere keren aangehaald, maar ik blijf het één van de dieptepunten van de Nederlandse cultuur vinden). De vergelijking doet dan ook geen eer aan deze alleraardigste Japanners en mag bij deze dan ook worden vergeten. Ik moet wel vermelden dat Japan trouwens haar eigen versie van “ons” nichtenduo heeft en dat is “Hard-gay”, een in leder getooide nicht die voor de camera er alles aan doet om de aandacht op zich gevestigd te houden. Drie minuten leuk waarna het al snel afglijd naar verwensende gevoelens en ondraagbare jeuk.
Dit brengt mij gelijk bij een eigenaardige eigenschap van het Japanse volk. Japanners doen graag de moeite om te imiteren. Hierbij kopiëren ze, waarneer het gaat om persoonlijk voorkomen, het uiterlijk vertoon maar vergeten ze vaak het innerlijk vertoon. Concreet, Japanners verkleedt als badass rappers die zich bij de eerste ontmoeting ook zo gedragen, kunnen in werkelijkheid de persoonlijkheid hebben van een aandoenlijk zachtgekookt eitje. Moet u zich voorstellen, ik maak mijn entree in de fitnesszaal, in slowmotion, naar de grond starend om ook maar elk risico te ontnemen een van de Sellick-snorren of als Japanner geboren rapnegers direct in de ogen aan te kijken. Terwijl ik mij blindelings begeef naar het apparaat waar ik mijn vierwekelijkse rituelen altijd maar weer begin, word ik in mijn ooghoek afgeleid door een grote witte bewegende vlek. Ik kijk op en zie Youhei, een van de beroemdste rappers in Yokohama (toch drie miljoen mensen ) en de man die mijn mp3-speler vond, die op zijn loopband zijn “sterke drank”-pens (niet bierpens) probeert weg te werken. Hij doet aan fitness “voor de chica's!” (ik quote hier Youhei). Als hij op de loopband staat neemt hij wel de moeite om zijn gouden kettingen af te doen. Verder loopt hij zoals elke neger in de ghetto's van LA of NY met een te grote FUBU-broek, in het wit, een te groot honkbal t-shirt, in het wit en een doek om zijn kale hoofd gebonden met daarop het logo van het Yokohama-honkbalteam. Nadat ik eenmaal opgekeken heb (nog steeds in slowmotion) zie ik bij hem een glimlach op zijn gezicht verschijnen (en hij dacht niet "dat is die jongen uit het land met de onbeperkte marihuana-mogelijkheden"), waarna hij zijn rechterhand omhoog gooit tot ongeveer gezichtshoogte (voor het effect moet u dit ook gewoon even doen) en met een slap polsje, nee, een heel slap polsje zijn hand zijdelings heen en weer begint te bewegen, zwaaien. Deze man rapt waarschijnlijk over hoe vaak hij wel niet in de bak heeft gezeten (terwijl hij zowel als veel andere rappende afro-amerikanen er ook nooit in de buurt zijn geweest, veel ook wel natuurlijk) of dat ie bij elke detectiepoortje weer wordt aangehouden vanwege het aantal kogels wat momenteel nog steeds in hem zit. En hij zwaait met een slap handje. Resumerend: imago's worden overgenomen en aangepast aan de Japanse cultuur. Vaak gaat het hier dan om uiterlijk vertoon, van binnen blijven het nog allemaal die lieve Japannertjes. Eigenlijk zeg ik niks anders dan waar de Japanner bekent om staat: aan het uiterlijk valt moeilijk af te lezen wat er binnen in hem of haar omgaat.
Wanneer je je onder een afwisselend of regelmatig wisselend Japans publiek bevindt worden de vragen er niet gevarieerder op in eerste instantie. Zo geldt dit ook voor de fitness: “Hebben jullie bergen? Hebben jullie seizoenen? Hebben jullie sneeuw? Wat spreken jullie daar? Duits? Engels dan? Kom je uit Amsterdam? Kennen jullie rijst? Eet je daar rijst? Hoe vaak eet je rijst? Kan je sushi eten in Nederland? Mako van Basutun? Fulenk Lijkaat? Molens? Klompen? Tulpen? Hoe lang is je zusje? En jij? En de rest van Nederland? Hadden we molens al gehad? Ah, pizza?” (“Nee, sorry dat is Italië.”)
En veelal zijn de gesprekken van een niveau gelijkend op het volgende voorbeeld:
“Waar kom je vandaan?”, “Nederland”, “Ahhh, dat is Europa, of niet dan?!” waarna ze elkaar content aankijken. De slissende Japanner, die 105 kilo aan spier weegt, vraagt, in afwachting van een bevestigend antwoord al glimlachend, of je in Nederland marihuana mag roken. Terwijl ik heftig in een paar seconden de zin grammaticaal probeer te analyseren, reageert de 1.55m bejaarde, die tevens ex-wereldkampioene gewichtheffen is, geïrriteerd naar de man om vervolgens tegen mij te zeggen dat hij slechts een misplaatst grapje maakt, waarna ik antwoord “Oh nee, je mag in Nederland legaal marihuana roken”. De 105 kilo aan spier wegende Japanner glundert en klapt van plezier en moet zich zichtbaar inhouden om niet in het rond beginnen te springen, terwijl de bejaarde gewichthefster met borsten als eieren, maar dan gebakken, achter haar oren krabt, vraagt of dat serieus is en vervolgens zegt “...maar in Japan is het illegaal”, waarna ik zeg “Maakt u zich maar geen zorgen, zoveel kilo’s heb ik niet bij mij”, er daarna in de zaal een complete stilte valt, er vervolgens achter in de zaal nog een halter op de grond klettert en de 105 kilo aan spier wegende Japanner, van vrolijk naar lichtelijk geagiteerd, pas na tien seconden zegt: “Echt niet...” (oke, dat van die halter en complete stilte is misschien iets aangedikt, maar je begrijpt waar ik heen wil). Dit is nu ondertussen meerdere maanden geleden voorgevallen en ik heb er van geleerd weinig sarcasme te gebruiken, zeker bij Japanners die je niet goed kent.
Zonder twijfel zal ik deze fitness-zaal missen.