Japan and I: The Chronicles

Voor de nog resterende maanden van mijn verblijf in Japan zal ik in deze blog mijn hart zonder schroom uitstorten over de geneugten, irritaties, feestjes, misverstanden, voedsel en al wat nog niet meer wat het japanse volk met mij wil delen.

donderdag, maart 30, 2006

Zwarte Donderdag

Zwarte donderdag (niet die van mij). Om 08.15 vraagt mijn baas of we even naar een apart kamertje kunnen gaan. Hij weet me te vertellen dat hij wordt overgeplaatst naar Nagano om daar in een totaal ander vakgebied te gaan klussen, van vibratie-onderzoek naar semi-conducters. Hoewel dit hoogstwaarschijnlijk volgens hem het einde van mijn opdracht betekent is dit nog niet zeker. Ik vraag of hij naar Nagano wil gaan. Zijn reactie is: “Ik wil er echt niet naar toe, maar mijn baas zegt: “JE MOET GAAN!”, maar ik wil niet, maar ik moet toch!”, waarna hij de saluuthouding aanneemt om duidelijk te maken hoe het hier werkt. Vervolgens brabbelt hij nog na over deze Japanse versie van “Befehl ist Befehl”. Het is even stil en dan vraagt hij hoe het er in Nederland aan toe gaat. Ik zeg: “....uhmmm....meestal in overleg, denk ik.....in ieder geval dat er overeenstemming is over wat men wil....je moet niks....”. “Ah...”, waarna hij de kamer sloffend, met hangend hoofd verlaat. Verbijsterd blijf ik achter door zijn zichtbare neerslachtigheid en, voor de meeste Japanners, vergaande uitgesprokenheid (achter gesloten deuren). Waar Nederlanders totale ongeremde uitgesprokenheid als een geboorterecht zien met het gevolg dat over veel dan wel niet alles openlijk geklaagd wordt, heeft Japan als geprononceerde nationale afwijking de chronische onderdanigheid die toch veel mensen lijkt te beletten in wat ze daadwerkelijk willen. Ongetwijfeld zou hij “nee” kunnen zeggen, maar hierbij zou zijn carrièreperspectief een flinke deuk oplopen als deze al niet weggevaagd zou worden.

maandag, maart 27, 2006

Lieve Verdonk, ter bevordering van de integratie moet je ze op het werk een presentatie over kamelen laten geven

Op verzoek hield ik vandaag een lunchpresentatie over mijn leven. Waar ik geboren en opgetogen ben, wie mijn ouders zijn, mijn zusje, mijn vrienden, mijn hobby’s, waar Nederland ligt en wat Nederland definieert zijn onderwerpen die een uur lang allemaal aan bod komen. Onder het genot van een o-bento, een rijkelijk gevulde luxe broodtrommel, maar dan met rijst en allerlei lekkernijen wist ik een uur lang in gebrekkig Japans (zeker die dag was het niveau heel magertjes) de zestien powerpoint-slides door te komen. Foto’s van molens, koeien, mijn ouders, zusje of vrienden lokte elke keer weer de sociaalgewenste enthousiaste reactie op (“Sugoi”, iets in de trend van “Fantastisch!”). Voor de integratie zijn dit soort zaken ten zeerste aan te bevelen.

17.55 op kantoor: -“Tom, over 5 min. begint het afscheidsfeest in de bar, kun jij er dan alvast naar toe gaan?”
-“Uhmmm...tuurlijk.”

Om 18.03 kom ik bij de Toshiba-bar aan waar de eregast en organisator van het feestje al plaats hebben genomen aan de eettafel. Na aangeschoven te hebben wordt mij gevraagd wat ik wil drinken die ik met “Een biertje, a.u.b.” beantwoord. Enkele stille minuten later staat er een literpul bier voor mijn neus. Nagenoeg een uur later, na meerdere gerechten te hebben gegeten en ongevraagd nog een literpul voor mijn neus geschoven gekregen te hebben, komt persoon nummer vier de zaal binnen. Al die tijd hebben we met zien drieën het feest draaiende gehouden. Ik word gebruikt als opvulexcuus, zodat elke work-a-holic uitgenodigd op het afscheid van de eregast zich net iets minder schuldig hoeft te voelen als hij of zij een uur later aan komt kakken, wetende dat er tenminste al één persoon zit. Maar dat vind ik niet erg. Integendeel zelfs. Nu een maand later sinds aanvang van mijn stage en een aanzienlijk aantal feestjes achter de rug blijkt het dat ze systematisch “te laat” komen. Meestal een uur na aanvang begint het langzaam binnen te druppelen en weer een uur later zit de stemming er goed in om weer een uur later allemaal richting huis te vetrekken. Dan wordt er door iedereen dertig euro gelapt, ongeacht of je slechts een soepje hebt gehad of er vanaf zes uur liep te schranzen, de baas betaald vijf euro meer omdat het verschil er moet zijn en mijn uitstaande bedrag wordt onder het motto “student” geheel kwijtgescholden of geminimaliseerd. Opvallend is dat ondanks de informele sfeer vrouwen van de afdeling een dienende rol blijven vervullen (juist nu duidelijk zichtbaar). Ze schenken het bier in voor de baas, ze springen uit hun stoel om servetjes te pakken als de baas bier omgooit en houden goed in de gaten of iedereen voorzien is. Hier zijn geen burka-praktijken gaande, maar toch zijn er een aantal dingen die mij nog niet helemaal duidelijk zijn in dit land.

zondag, maart 26, 2006

"Ah...dus hij was de gids?!"


Voor het eerst heeft het onzekerheidsvermijdende gedrag van de Japanner me kwaad gemaakt. Na toezegging van mijn kant tegen Finse vrienden die ik nog ken van mijn vorige stage, zijn we met Akebono-werknemers wezen sneeuwtrekken (met van die tennisrackets onder je voeten). En dat is leuk. Het verzamelen om 10.00 scherp vindt plaats in het dorpje Minakami, dichtbij de berg Tanigawadake waar we vervolgens te voet verder trekken. Aangezien iedereen zich aan iedereen voorstelde (en niet altijd even duidelijk is wat ze zeggen) mis ik het feit dat er een gids zich in ons midden bevindt. We, elf mannen en vrouwen en de gids vertrekken richting het ongerepte natuurschoon. Mijn eerste gedachte bij de gids was dat het weer een Japanner was die zijn hiking-hobby erg serieus neemt, zijn busje vol had met van die voet-sneeuw-tennisrackets, een rantsoen en noodrantsoen op zak had en de gebruikelijke berenbel onderaan zijn tas had gebonden. Pas nadat ik geconstateerd had dat deze man opvallend veel over boomblaadjes zat te lullen, begon het mij te dagen dat dit meer was dan een gepassioneerde hobbyist, een uitbater. De trip gaat als volgt, stukje lopen in de sneeuw, foto, stukje lopen in de sneeuw, pauze, foto, stukje lopen in de sneeuw, pauze, foto, stukje lopen in de sneeuw. Twee uur later zijn we anderhalf kilometer verder en de huizen zijn in de verte nog zichtbaar. Hier gaan we kamp maken en de gids begint druk een koolhydraatrijke maaltijd in elkaar te flansen, want dit is overleven. Om 13.00, na een uur relaxen lopen we nog een uur richting de berg met de gebruikelijke stopfrequentie om vervolgens kilometers voor de voet van de berg te stoppen in verband met potentieel lawinegevaar. Om 15.30 zijn we weer terug bij de auto en hebben in minder dan vijf en een half uur vijf kilometer gelopen. Driftig begint iedereen zijn portemonnee te trekken voor dit avontuur waarbij iedereen het fysiek zowel als geestelijk moest ontgelden. Dit was op het randje van het haalbare. En de prijs voor de gids: slechts 8500 yen per persoon (75 euro)!!!!! De dude werkt een halve dag en tilt daar meer dan 800 euro voor. Nog nooit heb ik mensen gezien die zich zo enthousiast laten afzetten. De gids had geen functie. Gedurende deze gehele Disney-trip waren er genoeg andere mensen die er rondliepen en binnen tien minuten kon je terugrennen naar de bewoonde wereld. Ze hebben voor eind mei alweer een hiking-trip gepland. Geen sneeuw. Zelfde plek. Zelfde gids. Ik heb nu alvast afgezegd. Positief voetnootje: de natuur was wel mooi.

vrijdag, maart 24, 2006

Hoe veilig is te veilig?

Japanners zijn niet vies van vergaderen en dat kunnen ze dan ook uren achter elkaar, onafgebroken. Vandaag is er weer een zoveelste emotioneel afstompende vergadering en dan nog eens te bedenken dat ik bij de helft van de vergaderingen niet welkom ben. Met het vooruitzicht dat ik mezelf regelmatig pijnprikkels zal moeten toedienen om maar te voorkomen dat ik niet in een luidruchtige snurkbui verval stap ik het vergaderzaaltje binnen (languit in de stoel, hoofd achter over en kwijl langs mijn linkerwang naar beneden sijpelend, het is slechts een kwestie van tijd voordat dit scenario bewaarheid wordt). Dit keer blijkt de vergadering echter wel interessant te zijn. De japanners gaan namelijk een brainstormsessie houden over veiligheid, en veiligheid staat hoog aangeschreven in Japan...Japan is veiligheid. Overal waar je loopt binnen het bedrijf zie je statistieken over veiligheid, kom je hier werken dan krijg je een veiligheidsintroductie, ons dagelijkse altijd weer even enerverende veiligheidsverhaaltje om één uur (zie volgende week), lijsten met veiligheidsvoorschriften (ik mag niet met de fiets naar het werk komen), onzinnige veiligheidsmaatregelen bedacht door werknemers die weinig om handen hebben, veiligheidskleurtjes, veiligheidslijnen, veiligheidspetjes, veiligheidskleding waar je het nut van afvraagt, kortom veiligheid (alleen een poster van “Durex” ontbreekt nog). Ondanks het feit dat je door de veiligheidsbomen het veiligheidsbos niet meer ziet, werkt het verbijsterend goed. Ongelukken komen zelden voor. Edoch het nagenoeg doodgeknuffeld worden met de zoetsappige Toshiba-veiligheidsstatistieken die een alom vertegenwoordigde liefkozing voor Toshiba’s gekoesterde werknemer moet uitstralen kan ook de Japanners gestolen worden. Het bewijs hiervoor volgt uit het volgende gesprek:

(Dinsdag, 25-04-2006) We staan onder een afdakje bij de kantine te schuilen voor de regen, vlak bij de poort. Twintig meter voor onze neuzen staat een bord met daarop een aantal statistieken over veiligheid.

Ik: “He, dat bord daar hè, wat is dat?”

Hirata: “Ah, daarop staan het aantal uren dat er bij Toshiba geen ongeluk meer is geweest. En dat was heel lang geleden.”

Ik: “En dit zijn manuren?”

Hirata: “Nee, gewoon uren.”

Ik: “10.710.000 uren?”

Hirata: “Ja. Lang geleden.”

Ik: “Dat is 500.000 dagen.”

Hirata: “Ja. Heel lang geleden.”

Ik: “Oke...500.000 dagen is ongeveer 1200 jaar. Toen leerden jullie net lezen en vonden de katholieken Christus opnieuw uit.”

Hirata: “Ah...oh...uhmmmm....”

Als snel staan er zes Japanners richting het bord te staren en te wijzen. De eindconclusie die getrokken wordt, is dat er iemand een fout heeft gemaakt en men gaat weer verder met zijn of haar dagelijkse bezigheden. Waarschijnlijk betreft het hier wel manuren, maar het feit dat men hier nooit stil bij heeft gestaan, zegt waarschijnlijk genoeg.

Voor de vergadering van vandaag heeft men foto’s genomen van willekeurige testruimtes waar niks aan het handje lijkt te zijn, afgewisseld met Sesamstraat-voorbeelden van een doos met gereedschap op een bureau die slecht millimeters verwijderd is van het ter aarde neerstorten. Dit om elke werknemer te laten popelen in zijn stoel totdat hij of zij aan de beurt is en als zoveelste kan schreeuwen: “JA, DIE DOOS, DIE DOOS, DAAR, DIE GAAT VALLEN!!!!”. Maar dit is Japan dus in werkelijkheid zegt de Japanner, eenmaal aan de beurt, “ee to...soo desu ne” (hun versie van onze “uuhhhh”), fronst zijn wenkbrauwen, kijkt nog eens twijfelachtig voor zich uit, knikt een keer schuin met zijn hoofd, is stil en zegt dan: “ja,....die doos....dat is gevaarlijk, denk ik”, gevolgd door nog een reeks nuttige dan wel compleet onzinnige opmerkingen op de voet gevolgd door een driftig notulerende notulist. Bij mijn beurt herhaal ik ook maar weer eens dat er toch iets aan de hand is met die doos (waarna de notulist weer even driftig te werk gaat) en voeg er nog paar waarschijnlijk reeds opgemerkte onzinnige opmerkingen aan toe. En zo verstrijkt er weer een uurtje.

donderdag, maart 23, 2006

Kippenvel

De zombie is weg. Niets meer. Al een paar weken en het valt me nu pas op. Een zielig leeg bureautje blijft achter. Niets gehoord, geen toespraak, verdwenen. Nu slechts nog een mannetje die op klinische wijze zijn bureau opruimt. Een speciaal mannetje, vermoed ik, gespecialiseerd in bureaus opruimen van mensen die Toshiba of het aardse hebben verruild voor in beide gevallen het onvermijdelijke. Secuur scheidt hij de nog bruikbare potloden van de onbruikbare potloden en werkt in hoog tempo alle dossiers door. Slechts een restantje gaat niet met het vuilnis mee. Bij navraag blijkt hij inderdaad met pensioen te zijn gegaan en is er geen feestje, speech etc. geweest. Misschien een passende aftocht voor een treurig mannetje, maar het bezorgt me wel kippenvel.

vrijdag, maart 17, 2006

Speechloos

Terwijl ik over een paar minuten mijn speech moet doen zie ik ineens een mannetje een microfoon met luidspreker installeren. Met een minachtende “psss...” bagatelliseer ik de aanwezigheid van het bakbeest dat daar op de tafel staat. “Nergens voor nodig, die paar mensen van deze afdeling spreek ik met lichtelijk verheven stem toe. Kunnen die Japanners met hun gefluister ook eens een keer wat leren.”, waarna ik me weer terugtrek achter mijn monitor. Nog geen paar seconden later valt het me op dat het wel erg rumoerig in de zaal is. Als ik van achter mijn monitor opkijk zie ik ineens veel, heel veel mannetjes en vrouwtjes in blauwe en bruine pakjes. “Hee...hoo...Wat is dit nu?” Als insecten zwermen ze samen rond het gastbrandertje op de camping op een te hete zomernacht. Een lichte innerlijke paniek onder mijn altijd stoïcijns coole uiterlijk slaat toe. “Wat the fuck is dit, komen ze uit de grond gekropen?!, waar de fuck is mijn speech?!, ik ga niet uit mijn hoofd in het Japans drie minuten lang over mijn leven lullen met voor mijn neus 120 Japanners! Normaal zitten hier 40 mensen maximaal! Waar de fuck is mijn speech, godverredomme!” Voor ik het weet sta ik met een microfoon in mijn handen. Zonder speech. Om het ijs te breken, zeg ik maar: “oehoeehh...(dit trillend)...takusan no hito ga imasu”, oftewel: “oehoeehh...(yusuri)...wat zijn er veel mensen”. Na me voorgesteld te hebben, gezegd dat ik uit Almelo kom en dat ik werktuigbouwkunde heb gestudeerd, vertel ik dat mijn zusje aan dezelfde universiteit studeert, maar zij doet geen werktuigbouwkunde, maar ze studeert bedrijfskunde. Dit wordt door het ontvangende publiek als hilarisch beschouwt (of dit uit medeleven naar mij toe is of dat dit daadwerkelijk leuk werd gevonden doet er bij mij niet zo toe) en ik voel me al vrij snel een stuk relaxter. Na nog een paar slechte “grappen” als “ik zou graag willen leren over Japan, Japanners, hun geschiedenis en cultuur, en oja, in het bijzonder hun drank” en “ik hoop dat Nederland en Japan tegen elkaar moeten in de finale van het WK, Japan is sterk, maar Nederland gaat winnen” waar wederom vol overtuiging gehoor aan werd gegeven, was ik echt op dreef en voor ik het wist stond ik in totaal vijf minuten te lullen over mijn leven in, voor mijn doen, redelijk OK Japans. Adrenaline werkt! De beloning was dan ook een meer dan degelijk egostrelend applaus waar ik in mijn kortstondige euforische toestand uitgebreid van kon genieten.

Dezelfde dag kreeg ik mijn opdracht voor de komende vier maanden. Wat ik zou gaan doen is (zie website, Aquillion 16) een model opstellen van de vibratie van dit apparaat. Op de foto van de website is een grote ring zichtbaar. Daar binnenin zitten een flink aantal apparaten die op hoge snelheid ronddraaien, om zodoende met behulp van x-ray-apparatuur een lichaam over de gehele doorsnede te scannen. Door de aanzienlijke massa en hoge rotatiesnelheid is er nogal wat vibratie. Daarvan moet ik eerst een simpel model opstellen om het gaande weg moeilijker te maken.

Die avond had ik een feestje van Toshiba, want onze afdeling was sportafdeling van het jaar geworden. Nu, Green Peace zegt het volgende over walvissen: “Whales are in danger the world over. They are threatened by human overfishing, pollution, destruction of their habitats and illegal trade in whalemeat. Many whale populations have never recovered since the ban on commercial whaling came into effect in the 1980s. Despite this, some countries are pushing for a return to commercial whaling.” En dat is nu precies wat ik gegeten heb. Best lekker, wel taai.

donderdag, maart 16, 2006

“We welcome Mr. Tom Engbersen from Holland.”

Vandaag ben ik naar het Toshiba science museum geweest. Ik zou een persoonlijke rondleiding krijgen in alles wat Toshiba tot op de dag van vandaag Toshiba maakt. Bij binnenkomst word ik opgewacht door een viertal mensen: de directeur van het museum, een mevrouw bij de balie, een mevrouw naast de balie die mij rond zal leiden en een mevrouw die de rondleidende mevrouw controleert (of mij, daar ben ik niet achter gekomen). Keurig op de balie staat een Japans vlaggetje met daarnaast keurig een Nederlands vlaggetje en iedereen weet mij een aangename Colgate smile te presenteren. Verder wordt achter hen de zin “We welcome Mr. Tom Engbersen from Holland.” op een aanzienlijk scherm geprojecteerd. Nadat de directeur klaar is met zijn speech over de historie van het museum alsof het hier gaat om de Japanse versie van het Rijksmuseum, word ik door de ene vrouw (ik gok zelfde leeftijd als ik) meegenomen naar het begin van expositie, gevolgd door de iets oudere andere mevrouw op een meter of tien afstand. Waar deze laatste mevrouw gewoon netjes in pak is, loopt mijn leeftijdsgenootje met een donkerblauw mantelpakje in geheel voorzien van roze randjes. Bovenop haar hoofd heeft ze een klein donkerblauw bolhoedje met een roze randje en vanochtend had ze ook de moeite genomen roze nagellak en roze oogschaduw op te doen. Dit beeld zou perfect afgemaakt worden indien het hier om een petit veertig kilo wegend meisje zou gaan, maar helaas neigde het hier eerder naar de Japanse versie van een voormalig Oost-Duitse kogelstootster (normaal worden voor dit soort baantjes de meest sierlijke vrouwen gebruikt). Maargoed, er is in dit land best veel mogelijk als bejaarde vrouwen hier en masse leren broeken mogen dragen. De rondleiding was op alle fronten beter dan die van Panasonic gedurende de Kansai-trip. Een degelijke hoeveelheid smeuïge propaganda en men laat daadwerkelijk technieken zien die de komende 3 jaar nog niet op de markt zullen zijn. De kleinste harde-schijf ter wereld, de nieuwste beeldschermtechnieken, de (telefoon)accu die binnen een minuut oplaadt (komt binnenkort uit) en de laatste mislukte poging tot 3d-televisie (Philips lukt het ook niet echt). Dit geheel wordt afgesloten met het aangeven hoe milieubewust men wel niet te werk gaat.

dinsdag, maart 14, 2006

Chinese waterfolteringsmethode is er niks bij!

Zitten op een Japans kantoor is niet bij voorbaat een pretje. Er lopen bejaarde mensen rond waarvan het mij niet onwaarschijnlijk lijkt dat andere Japanners poultjes maken aangaande welke dag en waar deze tergend langzaam voortschrijdende zombie ter plekke dood op de grond neer zal vallen. Hoewel ik denk dat deze meneer altijd heeft moeten leven met een groot gebrek aan charisma, vermoed ik tevens dat hij op jonge leeftijd gedurende de tweede wereldoorlog met een potloodje en liniaaltje al minimaal een half etmaal per dag in de weer was bij Toshiba. Nu moet hij in een verdomhoekje met de nieuwste apparatuur werken, iets wat hij niet erg vermakelijk vindt. De meeste vrouwen in Japan weten niet wat ze met hun man aanmoeten na hun pensioen, aangezien hij de voorgaande veertig jaar ook nooit thuis was. Dit leidt tot welbekende problemen binnen de Japanse samenleving. Vaak werkt daarom de man ook nog tot op hoogbejaarde leeftijd door voor een veel lager loon om zodoende thuis niet achter de geraniums hoeven te zitten. Deze specifieke meneer bij Toshiba valt tevens in de aanzienlijke categorie “Mensen die ik nu na twee weken nog nooit een woord heb zien spreken”. Daarbij wil ik vermelden dat hoewel er een onevenredig aantal doofstommen op het kantoor werken, deze niet automatisch in deze categorie vallen (zij communiceren, hoewel sporadisch, i.i.g. nog met handgebaren). Op de gehele afdeling à 80 man is het een oase van stilte dat na een dag of twee pijn begint te doen aan je oren ware het niet dat vlak achter mij een telefoniste zit die er op een dag voor zal zorgen dat ik de controle over mezelf verlies. Met deze mevrouw valt onder normale omstandigheden prima te praten, maar zodra de telefoon gaat verandert ze in een roze poppetje die zo hard door de telefoon weet op te zuigen, dat de luisterende persoon in kwestie er spontaan een zuigvlek aan over moet houden. Om de mateloze irritatie jegens haar telefoongesprekken duidelijk te maken ben ik genoodzaakt in het kort de Chinese waterfolteringsmethode aan u voor te leggen om zo meer begrip mijnerzijds te kweken. Bij deze methode, voor het eerst beschreven in de 16e eeuw, laat men voor lange periode waterdruppels op het voorhoofd van het slachtoffer vallen. Het lage tempo waarin het water druppelt zal de stakker uiteindelijk tot krankzinnigheid doen leiden. Het probleem zit in het feit dat het slachtoffer zo goed als kan voorspellen wanneer de volgende druppel valt en de dus zal de spanning worden opgebouwd. Als de druppel uiteindelijk valt, gaat er een schok door het lichaam, gevolgd door opluchting om snel weer plaats te maken voor nog meer stress vanwege aankomst van de volgende druppel. Het feit dat er constant sprake is van een opluchting zorgt ervoor dat het lichaam onmogelijk inzichzelf kan keren. Vervang nu de waterdruppel door “mijn” secretaresse en je hebt dezelfde situatie. “Moshimoshi (hallo), Tanaka desuuuuuuu (namen zijn gefingeerd). Hai...hai....hai...(ja) .........Sumimaseeeeeeeeeeeeeen (let.: mijn excuses)”. Dagelijks sta ik op het punt om haar over haar bureau heen te trekken en haar de kleren van het lijf te schreeuwen, maar het blijft altijd bij zwijgzaam aanhoren van deze auditieve marteling. De immer zelfde telefonische introductie duurt van haar kant ongeveer vijftien seconden, waarna de feitelijke informatie vaak nauwelijks vijftien seconden behelst (vaak slechts bevestigende hijgerige haihai’s), waarna de afsluiting weer evenveel zinnen vereist als dat van de feitelijke informatie. Vervolgens is het onvermijdelijk dat dit gesprek in nagenoeg gelijke vorm zich rond de drie minuten later weer zal herhalen. Nadat een gesprek is afgelopen voel ik inderdaad een vorm van opluchting, gevolgd door toenemende spanning voor het volgende gesprek. Op het moment dat ik haar van haar werkplek zie weglopen, voel ik het geluk door mijn lichaam stromen, mogelijk gaat het nu langer dan drie minuten duren.

Mijn bebrilde altijd even vrolijke begeleider is vandaag chagrijnig. Waarom? Hij heeft in twee nachten drie uur geslapen. Waarom? Hij moet vandaag een presentatie geven, waar hij slechts enkele dagen van te voren over is ingelicht.

Vandaag is er ook nog een teamvergadering met twaalf mensen incl. mijzelf. We moeten nog een aantal minuten op iemand wachten. De teamleider zit stoïcijns voor zich uit te staren. Niemand zegt iets. Niemand beweegt. Drie minuten later. De baas staat op en vraagt een triviaal iets aan een collega. Dan pas beginnen mensen een beetje met hun pen te spelen of richten een klein woordje tot hun buurman.

woensdag, maart 08, 2006

De Vissende Visser

Na een gebruikelijke woensdag van gedreven Japans leren op het JNI, wordt het door een aantal JPP’ers waaronder ik noodzakelijk geacht om een aantal alcoholische versnaperingen te nuttigen alvorens we weer naar onze Remi-stulpjes terug zouden keren. Hiervoor gaan we naar een izakaya, een soort cafe/restaurant, waar je met je groep een eigen hokje krijgt toegewezen wat wordt omringd en afgeschermd door rijstpapieren schuifdeuren om vervolgens zittend op de grond aan een tafeltje te eten en te drinken. Enige biertjes en sake later, hebben we diepgaande conversaties opgezet met een Japanse groep eerstejaars studenten aan de andere kant van de rijstepapieren deurtjes bestaande uit het over en weer schreeuwen van “Kampai!”s (“Proost!”) en “Lalala”s. Nog een paar biertjes later rennen er twee Japanners in hun onderbroek door de gang, om vervolgens een al te studentikoos toneelstukje op te voeren. Eén had in het Japans “Visser” op zijn borst geschreven, de ander “Tonijn”. Bij aanvang van hun optreden staat “Tonijn” niet zichtbaar achter het rijstpapieren schermpje, terwijl “Visser”, al mimerend zijn onzichtbare hengel uitwerpt (doordenken zal u tot de verkeerde conclusie leiden). Luttele seconden later haalt hij zijn hengel weer binnen, waarna van achter het scherm “Tonijn” horizontaal komt aanspringen en met twee handen wordt gevangen door “Visser”. Hierna begint “Tonijn” als een ervaren spast, met de armen zijdelings, te spartelen als een vis op het droge waarna “Visser” “Tonijn” van ruim een meter op de grond smijt en met één voet op hem gaat staan de overwinning suggererend, terwijl “Tonijn” nog even heftig door blijft spartelen. Daarna duikt een andere, nog bezopenere, Japanner in onderbroek van achter het scherm (dit was volgens mij geen onderdeel van het plot) en naar ons overenthousiast schreeuwt in het Engels “I love me!!!”, vervolgens bedenkelijk kijkt, zijn fout beseft en alsnog schreeuwt: “I love you!!!”, waarna het ensemble afdruipt. Moraal van het verhaal is niet dat verhalen moraalloos kunnen zijn, maar dat Japanners a) zich net zo achterlijk (doch vermakelijk) kunnen gedragen als Nederlandse studenten en b) beroerd Engels kunnen.

De daarop volgende vrijdag was mijn welkomstfeestje in de lokale Toshiba-pub. Om 18.30 was ik met mijn begeleider en nog twee andere collega’s aanwezig aan de al snel met lekkernijen en drank gevulde tafel. Later komen andere collega’s aandruipen, om het vervolgens op een drinken te zetten (over het “later komen” zal ik over een paar weken uitwijden).

Bij een beperkte hoeveelheid alcoholconsumptie merk je (of het lijkt zo) dat je Japans-spreekkwaliteiten per slok stijgen. Dit zou verklaard kunnen worden door het feit dat ik nu niet eindeloos nadenk over de correctheid van grammaticale constructies (die je dan alsnog vernachelt) of “dat ene” woordje waar je niet op kunt komen. Anderzijds kan het ook liggen aan de verkeerde interpretatie van je eigen woorden, of een combinatie van beide. Hoe dan ook, het was gezellig.

woensdag, maart 01, 2006

Toshibór of De erg vergezochte titel

Eindelijk echt onder de Japanners, integreren, cultuur snuiven, slap ouwehoeren, me mateloos irriteren aan de telefoonvrouwtjes, geen snars snappen van Japanse software en een heel coole stage doen. Deze dag zou ik me echter alleen nog maar in mijn nieuwe kamer in een Toshiba-dormitory vestigen. Het principe van een dormitory is hetzelfde als een zelfstandig appartement in een flatgebouw, behalve dat je een aantal faciliteiten deelt zoals een Toshiba-wasmachine, je privé Toshiba-WC één keer in de twee weken schoon wordt gemaakt, er een alleraardigste Toshiba-“Golden Girl” bij de receptie zit die alles controleert en er een Toshiba-boekwerk aan regels is van wat je niet en wel mag (oftewel: wat je niet mag en het op papier een maximum security prison makkelijk overtreft; in een maximum security prison mogen ze tenminste nog vrouwen ontvangen gedurende bezoekuur; aangevuld met onzinnige regels als “u mag niet barbecuen in uw kamer”). De ruimuitgevallen permanente betoncaravan op de vierde verdieping van dit Yoshinocho-ghetto-gebouw waarin ik vertoef is zeker niet onaardig. Buiten het Toshiba-bureau, Toshiba-telefoon, Toshiba-lampen en Toshiba-ceramisch kookplaatje, heb ik ook nog een zeer geschikt Toshiba-balkonnetje die gedurende de middagen vol in de zon staat. Deze zal dan ook in de nabije toekomst maximaal benut worden.

Voor de introductie had ik bij het meest nabijgelegen metrostation, Yoshinocho, een afspraak met mevr. Komatsu, die te laat was op mijn bedrijfsintroductie-zweetspeech, die het weer voor elkaar kreeg om te laat te komen (in Japan is dit nagenoeg een doodzonde). Na een reeks excuses die ik als een laffe hond accepteerde gingen we dus naar de dormitory. Yoshinocho staat bij de locale bevolking bekend als een enigszins ongure buurt en ben hier dan ook door de Japanners voor gewaarschuwd (vandaar “Yoshinocho-ghetto”). Hoewel ik niet van plan was om op basis van mijn eerste indrukken mijn altijd presente alertheid thuis te laten, lijkt deze buurt toch een pareltje in vergelijking met bijv. voorbeeldige een doorsnee-wijk als de Schelfhorst in Almelo. Op voorhand was ik al over de belangrijkste regels in de dormitory ingelicht, en op een paar herhalingen na werd vervolgens slechts vijftien minuten besteed aan hoe ik mijn afval dien te scheiden. Hoewel in geschrift nog net niet staat dat als je het nietje van het theezakje waaraan het touwtje is bevestigd niet apart scheidt onmiddellijk deportatie tot gevolg zal hebben, valt het in de praktijk ten zeerste mee.

De volgende dag had ik een afspraak met mevr. Komatsu op het Isogo-station, vlak bij mijn toekomstige werk. En weer krijgt zij het voor elkaar om te laat te komen. Nadat ze daadwerkelijk mijn toorn had gewekt en ik haar de huid vol had gescholden waar ze het gore lef vandaan haalde om weer te laat te komen en dat ze die kleinzielige reeks aan excuses dit keer ergens anders kon steken, althans dat dacht ik dat ik dat zou kunnen doen, en in werkelijkheid ik haar kleinzielige reeks aan excuses weer als een laffe hond accepteerde, wandelen we even vrolijk naar het Toshiba-kantoor.

Na een kort promotiefilmpje op de HRM-afdeling, waar ik ook een jasje kreeg die in eerste instantie te klein was, drie keer over werkschoenen heb gepast die te klein waren, waarna ik een set Korky-schoenen in mijn handen gedrukt kreeg, gaan we naar mijn huidige werkplek. Zoals verwacht beland ik, net zoals in de tijd van Akebono, in een grote zaal waarin iedereen, rij voor rij, in de zaal zit, waarbij elke vier rijen voorzien is van een bureau wat er loodrecht opstaat die, om in militaire termen te praten, bezet wordt door een squad-leader. Een soort “1984” of “Brave New World”-idee, waarin iedereen stilletjes aan het werk is en nagenoeg iedereen hetzelfde babyblauwe uniform draagt, (behalve ik, de mijne is bruin/grijs, toeval?). Ongetwijfeld ga ik mij hier wel vermaken.