Japan and I: The Chronicles

Voor de nog resterende maanden van mijn verblijf in Japan zal ik in deze blog mijn hart zonder schroom uitstorten over de geneugten, irritaties, feestjes, misverstanden, voedsel en al wat nog niet meer wat het japanse volk met mij wil delen.

vrijdag, april 28, 2006

Gastronomisch geslaagd weekje

Koninginnedag op de ambassade. Zoals te verwachten een stijfburgelijk koketterende aangelegenheid. Hoogtepunten waren de haring en de Hollandse kazen, waar ik me redelijk ziek in heb gegeten. Verder is de toast, of heildronk van de ambassadeur enigszins noemenswaardig. Na een speech waar niet veel van te verwachten viel en de ambassadeur deze verwachting ook waarmaakte riep iemand uit het publiek na de heildronk en het beschamend beheerste Wilhelmus, met koorbalstem “Lang leve de koningin!” (betreffende het Wilhelmus: hoewel ik mezelf altijd nog als een voorstander/promotor van ons mooie landje beschouw (ik ontwijk de bevlekte term “nationalist” maar) kan ik ook de eerste drie regels uit volle borst meezingen wat ik op mijn beurt uiterst ingetogen deed om maar te camoufleren dat ik de resterende veertien coupletten niet ken (zover ging men overigens niet). De ambassadeur kon dit niet op zich laten zitten en toch verrast door deze ongeregisseerde uitlating balde hij zijn vuist zoals een MS-patient het beter kan, wist deze nog net tot heuphoogte te brengen en zei toen schuchter in de microfoon “Jah….uhmmm…. hoera” en dit nog een tweede keer zonder goed gevolg onder de stijfburgelijken. Dat het hier een driewerf hoera voor de koningin zou moeten betreffen zal mij een zorg zijn, maar deze vertoning door een Balkenende-charismawaardige ambassadeur van/voor Nederland leidde tot veel gegniffel of zelfs hier en daar een gedempte lachstuiptrekking onder het publiek.
Toen ik alle selectierondes van het JPP doorwas heb ik van mijn ouders een 500-pagina’s tellend boekwerk van Karel van Wolferen gekregen, “Japan: het enigma van een stille wereldmacht”, waarin op kritische nagenoeg zwartgallige wijze het gehele Japanse systeem onder de loep wordt genomen. Dit boek heeft deze man in Japan en de rest van de wereld in zijn vakgebied en zelfs erbuiten grote faam opgeleverd. En hij was er ook. Eenmaal in gesprek met hem bleek hij zijn tijd te vullen met zwaar beladen monologen, terwijl ik ongeduldig om me heen keek om mijn bier en haringlading weer aangevuld te krijgen, en elke vraag van zijn kant was slechts van retorische aard. Niet verbijsterend, maar naar vijf minuten droop ik af om een meter verderop een gesprek met mijn filmbuddy, Catharina, te beginnen over de spaghetti-westerns van Clint Eastwood die ik in de week ervoor allemaal gezien had. Plots zwakte de vastberadenheid waarmee Karel zijn monologen in hoog tempo uitkotste af, bedankte zijn toehoorders op vriendelijke wijze en probeerde zich in de Clint Eastwood-discussie te wurmen. Niet dat ik hier iets expliciet duidelijk mee wil maken, maar ik vond het wel grappig.
Deze aangelegenheid kon ook gelijk aangegrepen worden als excuus voor het inluiden van de Golden week, een week vakantie voor veel Japanners. Evenwel betekent dit voor Japanners een week lang ontwenningsverschijnselen van het werk, uren en uren in de rij staan voor een B-attractie en mensen die daadwerkelijk een gat in hoofd hebben gaan bijv. uren en uren in de rij staan in Disneyland. Voor de kassa wel te verstaan. Hotelprijzen verveelvoudigen en met mijn ncidentele naar misantropisch neigende gevoelens vind ik het niet waard me in zo’n poel van verderf te werpen. Neen, mijn vakantie wordt thuis doorgebracht, Tokyo en Yokohama wel te verstaan, aangevuld met de incidentele dagtrip richting het strand of groot uitgevallen Boeddha-beeld. Te meer omdat ik twee weken later met mijn ouders en zusje een korte week rond zal reizen en eind juli nog een week op subtropische Japanse oorden val bivakkeren. Als laatste niet onbelangrijke reden kan ik aandragen dat een Griekse vriend langskomt, Antoinne. Deze 23-jarige eigenaar van een familie-scheepsvaartbedrijf is hier tien dagen om een nieuw containerschip te lanceren. Bijgestaan door zijn president-directeur en privé-advocaat die waarschijnlijk reeds de penopauze achter zich hebben gelaten. In de late uurtjes hangend in de bar komen deze mannen dan ook naar Antoinne toe met de vraag of ze geëxcuseerd mogen worden. Do your math. Dit was mijn introductie in de wereld van het GROTE geld met alle bijkomende elementen op de cocaine en Paris Hilton na. Ik was uitgenodigd om nagenoeg een week lang in de Grant Hyatt in Roppongi te vertoeven en honderdtachtig euro biefstukken te verorberen voor welgeteld nul euro’s. Dit kan je natuurlijk niet laten schieten. Het was een erg toffe week met extreem goed voedsel, het mislopen van Clint Eastwood die ook in het hotel zat, veel drank en met ongeloof (drank)rekeningen mogen aanschouwen (laatste nacht, drie personen, drankrekening zevenhonderd euro). Misschien is mijn grootste bezwaar wel dat deze rijke bezoekers, hoe kort dan ook hun verblijf mag zijn, culturele integratie...observatie niet verder reikt dan geur van hun eigen dranklucht gecombineerd met maagdelijk witte bedlakens. Maar dat is natuurlijk een keuze. En hierbij is de week eigenlijk ook gelijk weer voldoende samengevat (“Ik vermaakte me kosteloos”). Decadent leven, leuk, niet zaligmakend.

maandag, april 24, 2006

Killerwhale!

Programmeren is zwaar. Zoals vermeld moet ik een onderdeel van sturing van apparaat ontwerpen. Daarvoor ben ik momenteel mij de programmeertaal eigen aan het maken. De opdrachten gaan sneller dan gepland met het gevolg dat ze allemaal interessante en vaak leerzame tijdopvullingen gaan bedenken (dagje met die meelopen, dan met die). Erg vermakelijk Op programmeerdagen moet ik alleen wel op tijd weg van werk, want dit is best wel stressvol. Als programmeren lukt is het leuk, als het kut gaat gieren de stresshormonen door mijn lijf (en dit gebeurt dagelijks, een wetmatigheid bij het programmeren). Vaak loop je je dan een half uur a uur kapot te staren op een komma die verkeerd is geplaatst met grote ongewenste resultaten. Dus voor 18.50 ben ik meestal weg, naar de fitness. Stress kwijtraken. Ongetwijfeld zullen er dagen komen dat ik helemaal vast zit, de computer het raam uit wil gooien, alles daadwerkelijk bij elkaar zal schelden op kantoor, een slapeloze nacht heb om de volgende dag per ongeluk de oplossing te vinden en om vervolgens zielsgelukkig mijn rijst-curry tijdens de pauze naar binnen te mogen werken. Dat is mijn huidige opdracht.
En van mijn oude baas heb ik een omiyage (of cadeautje) gekregen aangezien hij naar Nagoya is verhuisd. Het betreft een goudkleurige miniatuur-killerwhale (de stoerdere Engelse variant op “orka”).

zondag, april 23, 2006

NDugu en zijn Mercedes S500

Netwerken is handig. En daarom mag ik een testrit maken, of beter gezegd meerijden gedurende een testrit in de nieuwste Mercedes S500, een auto waar een gemiddelde Kongolees (dezelfde Kongolees als die van mijn laptop) een strakke 167 jaar voor moet werken. Natuurlijk moet Ndugu hier wel elke cent van sparen en al zijn kommetjes rijst bij de andere dorpelingen bij elkaar bedelen. Terug naar de Mercedes, deze wordt over enkele weken in Japan geïntroduceerd en moet daarom nog even voor de aankomende presentatie ingereden worden. Dit wonderblik op wielen kan zich geheel automatisch aanpassen aan de voorliggende auto en zelf versnellen en remmen kan hierbij dus ook tot het verleden behoren. Zoals u allen bekend is een natuurlijke wetmatigheid dat als u naar links stuurt u lichtelijk naar rechts gedrukt in uw stoel. Mercedes vond dit onoverkomelijk en heeft hiervoor in de stoel een optioneel masserend opblaasgedeelte ingebouwd om zodoende voor de positie van de inzittenden te corrigeren. Verder is de Mercedes overladen met kleine grapjes als een mp3speler-draaispoelknop die je niet verder kunt draaien op het moment dat je bij het begin of einde van het nummer bent. Hier werkt Ndugu nog een aantal jaartjes extra voor. Tjah...

zaterdag, april 22, 2006

Waarom een eigen mening als ik de jouwe kan hebben?

Drie maanden nadat ik voet op het beloofde land heb gezet heb ik mijn eerste officiële date met een Japanse schone. Omdat ik u dit niet in zijn geheel wil onthouden zal ik u een zwaar gechargeerde versie van de werkelijkheid voordragen om zo de betrokken personen vrij te waren tegen mogelijke op waarheid berustende oordelen. Dus…Ayaka, laten wij deze 1m55 portable versie van de Japanse Heidi Klum zo noemen (korreltje zout…of niet…), ben ik enkele weken daarvoor omvergelopen in een disco terwijl ik mijn weg baande door hordes Japanners die waarschijnlijk ergens voor in de rij stonden. Intermezzo: Jappanners staan altijd ergens voor in de rij, en als ze nergens voor in de rij staan dan maken ze er wel één. Als een Japanner kan kiezen tussen nabijgelegen restaurant A, waarvan hij weet dat ie goed is, of nabijgelegen restaurant B, waar hij vorige week gegeten heeft en het als matig ondervond, maar waar nu een rij à één uur voor staat, dan zal de Japanner voor restaurant B kiezen. Er staat nu eenmaal een rij. Einde intermezzo. Japans praten met Ayaka gaat prima, omdat we over koetjes en kalfjes praten en ik “redelijk” beschik over het Japanse koetjes-en-kalfjes-vocabulair. Door een meertal Nederlanders met Japanse date-ervaring was ik gewaarschuwd voor het daten met een Japanse vrouw. Desalniettemin vind ik dat je je kansen moet grijpen als ze voor je neus liggen en dat doe ik dus ook.
Op zoek naar een restaurant om wat te eten:
Ik: “Wat is je favoriete eten?”
Zij: ”Wat jij wil?”
Ik: “Nee, dat vroeg ik niet. Wat is je favoriete eten?”
Zij: “Ik vind alles goed”
Ik: “Dat is heel mooi, maar wat is het?”
Zij: “Wat is die van jou?”
Ik: “Uhmmm….ramen…nee,wacht…jij eerst”
Zij: “Dat van mij is ramen.”
Je wordt naar de mond gepraat en dit is niet iets wat toevallig Ayaka alleen beheerst, gezien het feit dat de stereotype Japanse vrouw zo wordt afgeschilderd.

dinsdag, april 18, 2006

RSI en kutstoeltjes

Ik heb last van mijn rug. Zit op een buitensporig klein kutstoeltje. Vandaag ben ik degene die de veiligheidsspeech moet doen. Heb de gehele bureau-setting maar aan een Nederlandse test op het internet onderworpen en geprobeerd een paar dingen uit te leggen over de noodzaak van een goede stoel, bureau etc. Daarbij snijd ik ook het onderwerp RSI aan en zeg dat het enkele jaren geleden een populair onderwerp was en al snel half Nederland erover liep te miepen om er maar bij te horen. Hier gebruikte ik duidelijke teveel sarcasme met het gevolg dat dit tot verbaasde, nee, ontstelde blikken leidde binnen mijn veiligheidspraatgroepje.

maandag, april 17, 2006

Mijn missie

Mijn nieuwe opdracht. Ik moet besturingssoftware schrijven voor een (commerciële) machine van Toshiba die semi-conductors kan oppakken en verplaatsen. Als eerste wordt door een klant wafers geproduceerd, ronde platen met een diameter rond de vijftien centimeter waarop zich honderden tot duizenden chips bevinden (o.a. het Nederlandse ASML maakt de machines voor het produceren van de wafers). Vervolgens worden deze wafers die zich op een klevend plastic vliesje bevinden in kleine stukjes “gehakt”. Om daarna de chips van bijv. 1mm bij 1mm van het kleverige vliesje af te krijgen wordt mijn machine gebruikt. En een klein onderdeel van dit proces mag ik programmeren om zodoende de programmeertaal, C++ te leren en het proces eromheen. Best leuk.

zondag, april 16, 2006

De Pusdruipende Rat

Jij smerige Nintendo-verslaafde pusdruipende rat, akelige puber. Je hebt mijn mp3-speler gejat, dacht ik. Met mijn zelfoverschatte interview-kwaliteiten en beperkt oog voor detail besloot ik dit mannetje aan een spervuur van jeugdtrauma opwekkend vragen te onderwerpen alvorens ik met alle plezier zijn nagels zou uittrekken nadat ik al zijn puisten met mijn ellebogen zou hebben uitgedrukt. Aldus ik: “ Zeg...uhmmm...heb jij toevallig mijn zwarte mp3-speler gezien”. Deze mega-ontvreemder wist direct een blik van onthutste verontwaardiging op te zetten, “Wie, wat, ik...sorry...nee”. Niet uit het veld geslagen door zijn sterke één-zinsmonoloog, vraag ik het hem met stalen gezicht en ijzige blik op dringende toon nog een keer, alsof zijn leven aan een zijden draadje hangt, “Weet je het zeker?”.
Ik bevond mij in de kleedkamer van het sportcomplex, klaar om weer aan mijn vier-wekelijkse fitnessrondje te beginnen. Aangezien ik ondertussen nagenoeg iedereen ken die zich vaker dan één keer in de week naar de fitness begeeft, voel ik er me wel redelijk op mijn gemak. Hoewel ik mijn portemonnee nog steeds niet ten toon spreidt aan elke willekeurige voorbijganger, heb ik dit keer niet de moeite genomen om mijn mp3-speler diep in mijn tas te verbergen alvorens ik mijn flesje met water zou vullen en een snel bezoek aan het toilet zou brengen. Nadat ik na een tweetal minuten terug kwam, was mijn mp3-speler echter weg. Gewoon weg. Verder was er alleen een puisterige puber in de kleedkamer te vinden. Voordat ik mijn gal over hem zou uitspugen moest ik eerst zeker weten dat hij mijn mp3-speler niet onberoerd heeft gelaten, alvorens een blunder van jewelste te begaan. Teruggerend naar de WC, alles gechecked, kluisjes, kleren, tas, niks. Mijn zwakke vermoeden of gewenste ongeloof, “Hoe kan een Japanner dit doen, hier moet een verklaring voor zijn anders dan moedwillige duistere intenties?!”, worden met de seconden sterker totdat ik vrij snel woedend voor het ventje sta.
Ik vroeg hem dus “Weet je het zeker?”. Wederom krijg ik een soortgelijk antwoord. Zelden zo’n harde tegenstander meegemaakt. Ik besluit om de ellebogen-procedure en nageltrekken over te slaan en direct tot hardere maatregelen over te gaan. “Oke, tja,...dan vraag ik het wel even bij de balie. Doeg...”. Ala Colombo: “Oja, nog een laatste vraagje: Ben jij de enige geweest al deze tijd in deze ruimte of heb je nog een donker...uhmm...duister persoon hier recentelijk gespot?”. De polygoon-junkie beweert dat hij de enige in de ruimte was waarmee ik moet concluderen dat of deze jongeman suïcidaal aangelegd is of ik dat ik mijn meerdere zal moeten erkennen. Na mijn beklag te hebben gedaan bij de balie en minimaal een zestal keer “Jah, sorry, maar dat soort dingen moet je toch echt in een kluisje doen” hebben moeten aanhoren wordt de politie gebeld. Nu kan ik wel schrijven dat ik uitbundig scheldend, tierend, vloekend en zwaaiend het personeel aan mijn toorn onderwierp en dat ik toen rook dat deze post-natale moederkoek van een stelende puber achter mijn rug de verhitte situatie probeerde te ontvluchten. In werkelijkheid stond ik hangend bij de balie op verdere suggesties te wachten en zag ik de glimmende gluiper pontificaal in mijn gezichtsveld weggluipen.
Dit keer had ik zijn zwakke plek ontdekt: zijn vriendin, zus of zeer jonge moeder liep naast hem. Ik sprak hem aan, herhaalde mijn vraag met de toevoeging “of heb je het PER ONGELUK in je TAS gestopt waarna ik zelfs een loenzende blik van verontwaardiging naar mij toegeworpen kreeg. ‘Vreemd’ genoeg sommeerde zijn vriendin, zusje of zeer jonge moeder hem om toch maar even de tas te doorzoeken. Alles werd tot twee keer toe doorzocht, maar niks,. Zoals een echte Sherlock Holmes betaamt bied ik mijn excuses aan voor het ongemak, groet en vergeet zijn naam te vragen. Twee minuten later realiseer ik me wat voor stomme eikel ik ben (nu was ik woedend op mezelf), maar Puist was al in geen velden of wegen meer te bekennen.
Het politiebureau ligt een comfortabele honderdvijftig meter verderop. Naar binnen lopen, aangeven en weer fitnessen. Geen probleem. In werkelijkheid zal ik drie uur later weer buiten staan, maar niet voordat ik ben onderworpen aan kruisverhoren, detailschetsen, daderprofielen, globale interviews (“Vanu Nisutolooyu!”) en het allerergste mijn naamopgave (dit heeft eerder tot problemen geleid). Bij binnenkomst van dit wijkbureau zitten vier fatsige politieagenten zij aan zij hun fatsigmakende maaltijden laveloos en kwijlend aan te staren en geen van hen voelt zich ook maar geroepen hun blik op het voedsel voor die van mij te verruilen. Synchroon trekken ze allemaal het cellofaan van hun hoogstwaarschijnlijk tweede lunch af en beginnen over het voedsel te praten. Van die op Amerikaanse politieagenten gelijkenden waar je tegen zou kunnen zeggen: “...Je hebt nog een donut aan je linkermondhoek hangen.”
Dan komt er eindelijk toch een mannetje van ver achter aangelopen. Waarschijnlijk is hij degene die ongemerkt naar voren werd geschoven omdat zijn Engelse vocabulaire verder reikt dan de ongetwijfeld nihil Engels sprekende cellofaan kijkende fatsige mannen in blauw. Ik doe mijn verhaal en skip het gedeelte over de voor mij emotionele waarde van de mp3-speler (namelijk 300 euro) en de zorgvuldig aangelegde muziekcollectie (Nagenoeg alles. Elke artiest die regelmatig bij sbs6 te zien is wordt per direct van mij van mijn mp3-speler verbannen). Aangezien mijn woordenschat betreffende criminele affaires reikt tot “dief” en “stelen” herhaal ik deze woorden met de regelmaat waarmee mevrouw Yanagisawa, de doortastende assistente van mr. Remmelink, haar sigareten doorslikt (ik ken mensen die roken als ketters, maar als haar gelijk stelt aan een alcoholist zou ze Hazes al vele jaren eerder het graf in hebben gezopen. Japanners roken sowieso veel, maargoed...). Nadat ik twintig minuten lang mijn verhaal heb gedaan over het voorval en zelfs uitgebreid op het verschijnsel “puist” ben ingegaan om de jongen beter te beschrijven, vraag ik om een kopie in verband met verzekeringtechnische afwikkelingen. Ik krijg een keiharde “nee”, want het betreft hier een meldformulier van verlies. Ik mag over twee weken terugkomen en dan kijken ze of ze wat hebben. Een muur, ik heb twintig minuten lang tegen een muur staan lullen. Geen verlies, diefstal! Ik ga in nog hogere frequentie de woorden “dief” en “stelen” herhalen, afgewisseld met een hoorspel of kort toneelstukje om de gehele affaire nog maar eens uit de doeken te doen. Uiteindelijk zwicht de man en nu weet ik ook waarom: de daarop volgende procedure zou ongeveer twee en een half uur van zijn kostbare lunchtijd in beslag nemen (of hij vertrouwde mij niet, of hij wou het feit niet erkennen dat er gestolen wordt in Japan, of….). De man telefoneert wat en bespreekt wat met zijn baas waarna hij zegt dat over een kwartier de persoon komt die mijn zaak zal overnemen. Das mooi. En inderdaad binnen het kwartier komt er een agent door de schuifdeuren gelopen die Keanu Reeves in de matrix qua uitstraling gemakkelijk overtreft. Zwarte lange leren jas, zware zwarte motorschoenen, strakke zwarte zonnebril en het gel-verzadigde haar strak achterover. Oftewel, het equivalent van een slap handje, een slap buiginkje kent hij waarschijnlijk niet. Hij spreekt evenmin Engels, maar op zijn verzoek herhaal ik de toneelstukjes nog een keer, beschrijf de puisten op zijn verzoek en vertel in welke poule Nederland tijdens het WK zit, op zijn verzoek. Daarna komt de profielbeschrijving van mijn MP3-speler en als laatste mijn naamopgave om ons daarna naar de plaats van delict te begeven. De naamopgave bestaat uit een Japans formulier wat later voorzien zal worden van een door hen, de agent en een in nagenoeg hetzelfde outfit getooide collega, geschreven verklaring en mijn handtekening. Zoals ik wel eens eerder heb vermeldt moet elk formulier vlekkeloos zijn ingevuld om in aanmerking voor verwerking te komen. Eerst wordt er aanzienlijk lang gedaan over hoe het formulier ingevuld moet worden. De agent waagt een poging en doet een vijftal minuten over het invullen van het formulier, maar maakt op het laatst een klein schrijffoutje. Nog een keer. Dit keer gaat het wel goed en moet ik zelf mijn adres invullen en alvast een eerste handtekening zetten. Kut, ik sla een kanji over. “Oh.” zegt de agent en zonder ook maar een blik van minachting of morren pakt hij een nieuw formulier en begint weer van voor af aan. Dit keer vult hij het adres zelf in (waarschijnlijk tegen alle procedures in) en resteert mij slechts de handtekening. In totaal 2 uur verder. Nu naar de plaats van delict. Terwijl de agenten vlak achter mij lopen passeren we op weg naar de fitness vele Japanners. Voor het eerst word je duidelijk wel nagestaard en zal een aantal hebben gedacht dat het hier weer zo’n smerige buitenlander betreft met verkeerde intenties. Bij het betreden van de kleedkamer valt er een doodse stilte en men weet niet meer goed waar men moet kijken. Behalve Yoohei, de gevaarlijke gangsterrapper die ongetwijfeld een rolletje Mentos draagt op kruishoogte om maar respect bij zijn medegangstergenoten af te dwingen. Geheel in het wit, maar natuurlijk wel de duurste merkkleding en met de gebruikelijke “bling-bling”-kettingen stond hij op het punt om de kleedkamer te verlaten en naar huis te gaan. Hij begroet mij altijd even vrolijk en maakt een korte respectvolle knik naar de politie. Hij vraagt wat er aan de hand is waarna ik het verhaal van mijn zwarte MP3-speler kort uit de doeken doe. Zichtbaar leeft ie met me mee, wenst me het beste en vertrekt. De agenten trekken een liniaal, meten alle kleine hoekjes van de kleedkamer en tekenen daarna het verhaal uit. Vervolgens wordt in tien minuten het gehele verhaal in de gang van het sportcentrum uitgeschreven. Vlak voordat ik mijn handtekening zet zie ik vanuit mijn ooghoek een witte vlek voorbij rennen richting de kleedkamers, Yoohei. Ik zet mijn handtekening, schudt de handen van de agenten waarop ze zeggen te doen wat ze kunnen. Dan komt Yoohei tussen ons in staan en zegt “Kijk!” en presenteert ons met mijn zwarte mp3-speler. Als een boer met kiespijn begin ik te lachen, maar Youhei zegt dat ie het in een kluisje heeft gevonden. Specifieker het kluisje wat Puist een aantal uren daarvoor ook had gebruikt. “Jah, ik dacht ineens op weg naar huis: hé, verrek, een verdwaalde mp3-speler heb ik vandaag gezien, in het kluisje wat ik zojuist gebruikt heb. Dus toen kwam ik terug.” De politie lijkt alleen maar blij dat de zaak is opgelost. Dat iemand anders dan Puist aan mijn mp3-speler heeft gezeten is nagenoeg uitgesloten. Of dit moedwillig is gebeurd blijft de vraag. Mijn hypothese is dat, nadat ik hem met een paar vragen gesteld heb, hij zijn missie afgebroken heeft. We zullen het nooit weten.

dinsdag, april 11, 2006

"Hey!"

Ik vind het knap. Vandaag is na de lunch de verhuizing gepland. Aangezien 1 april het nieuwe belastingjaar inging veranderen mensen nu van afdeling, gaan met pensioen of moeten zoals wij vandaag hergroeperen vanwege het samenvoegen van bepaalde groepen. Opvallend is ook dat in sommige gevallen veel projectleden van een projectteam wisselen terwijl het project gewoon doorgaat. Mijn hypothese was dat een verhuizing van 80 man met computers en alles de gehele middag in beslag zou nemen. Om 13.10 ontstaat er een situatie wat op complete chaos lijkt en om 13.35 zit iedereen weer zwijgzaam achter de computer zijn of haar muis te beroeren. Hoewel zwijgzaam...Ik begin zo langzamerhand het idee te krijgen dat Toshiba ontsnapt aan verschillende stigma’s dat veel Japanse bedrijven opgelegd wordt door buitenstaanders (niet perse buitenlanders). Cliche’s (waar of niet) zijn vaak dat er een doodse stilte heerst, je superieuren aanspreekt in de meest beleefde vorm en dat je zelden of niet, voordat de baas vertrokken is, naar huis gaat (als hij tot 23.00 zit, dan zit jij tot 23.10, of je nu wat te doen hebt of niet). De stilte was er misschien de eerste paar dagen maar sindsdien is het eigenlijk eerder rumoerig (of ligt dit aan wat ik wil horen). Er wordt best veel gepraat, gelachen en hier en daar kom je ook nog wel eens een kortstondig hanggroepje tegen. Na het aanschouwen van en navraag over het feit dat werknemers wel, voordat de baas naar huis is, vertrekken bleken ze zeker bekend te zijn met het fenomeen, maar “dit gebeurde zeker niet hier”. De Japanse taal heeft onder normale omstandigheden drie vormen (dus niet als je de keizer op bezoek hebt) waarin men kan communiceren. De eerste is zeer beleefd, keigo genaamd (“Zou u mij indien u tijd heeft alstublieft even kunnen helpen?”), de tweede normaal beleefd (“Kun je even helpen, aub?”) en de derde wanneer je elkaar beter kent (“Hey...”). Nu worden bij veel bedrijven collega’s onderling aangesproken in de normale beleefde vorm (soms ook de zeer beleefde vorm). Op deze afdeling gaat alles echter zonder enige pretentie en wordt de baas of de baas van de baas die ook op deze werkvloer rondhangt aangesproken met “Hey...”.

maandag, april 10, 2006

Het kado-ire vrouwtje

Aangezien ik twee dagen hiervoor de kaarthouder, of in het Japans kado-ire, met ID etc. in de disco heb gevonden besluit ik vroeg in de ochtend mevrouw Tanaka een mail te sturen op haar werk (aangezien alleen dit adres bekend is). In een vijfregelig mailtje, kortstondig gecorrigeerd door een collega van mij doe ik de huidige situatie uit de doeken en vraag haar hoe ze het wil hebben. Verzenden. Elf minuten tijd gekost. Een anderhalfuur later krijg ik een aanzienlijker langer mailtje terug gevuld met excuses in nagenoeg de meest beleefde vorm. Dezelfde collega voelt zich geroepen om mij uit de brand te helpen, maar besluit tevens haar niveau van beleefdheid te willen overtreffen. Na een twintigtal minuten van heftig gegum en bij meerdere collega’s advies te hebben ingewonnen krijg ik een kladje terug wat niets op mijn origineel lijkt. Deze wordt wederom naar mevrouw Tanaka gestuurd. En dit verhaal gaat zo nog een paar mailtjes door (langer, meer tijd en nog beleefder) totdat er eindelijk een oplossing is voor de kaarthouder. Diezelfde dag verstuur ik het ding en drie dagen later heb ik een boekenbon, getuigende van ware opluchting van haar kant, in mijn brievenbus liggen. En hier gaat het pas echt los. Ik doe mijn verhaal bij mijn collega, laat de waarde van de boekenbon zien, hij reageert op de gebruikelijke manier van complete verbazing, grijpt naar pen en papier en begint, na wat steekwoorden van mijn kant, driftig te schrijven. Ik vermeld dat ik wel wat terug wil doen, misschien een koffie in Tokyo (had de foto op haar ID gezien en ga ook niet verhullen dat het hier een “potentieeltje” betrof). Al snel staan er meerdere collega’s achter ons mee te denken over de juiste formulering. Een half uur en vele consensus later kan ik op de verzend-knop drukken. Enige tijd later krijg ik een mail terug met niet een directe afwijzing danwel toezegging en de mail laat dus ook wat ruimte voor interpretatie over. Minstens zeven Japanners hebben de mail doorgelezen, erover gediscusseerd en hun interpretatie ervan gegeven in nagenoeg driekwartier tijd (ze werken lang, niet perse hard). Ook hier worden weer een aantal mails over en weer gestuurd, zorgvuldig geconstrueerd door veel van mijn collega’s (ik heb de te varen koers aan te geven, de rest doen zij). Op de gang word ik aangesproken of er al respons is op het laatste mailtje of tijdens de lunch onverwacht ondervraagt door een mij nauwelijks bekende collega over de huidige status. In het bedrijf staat het nu bekent als de kado-ire-affaire en er wordt mij dan ook dagelijks gevraagd wat de stand van zaken is betreffende het kado-ire-vrouwtje. Het roddelcircuit, voor mij compleet onzichtbaar, is hier i.i.g. sterk aanwezig.

zondag, april 09, 2006

Blauwe maandag-herinneringen


Vanaf 9 uur ’s ochtends gevoetbald met een zevental voetbalamateuren van Toshiba (ongeveer zelfde leeftijd). Een aantal zijn net in staat om de bal vooruit te krijgen in plaats van achteruit en een aantal weten vanaf een metertje of twintig de bal elke keer weer strak in de kruising te schieten. Aangezien ik nog in dezelfde topvorm verkeer als dat ik in mijn blauwe maandag-voetbalcarriere deed, voel ik mij genoodzaakt mezelf bij de eerstgenoemde klasse in te delen. Het voetballen is meer een sociaal gebeuren dan een wedijver vanwege het feit dat elke goedgeschoten bal vergezeld gaat met een uit het engels verbasterd complimentje (“gootu shotu!” of “naisu kipu”, deze geldt alleen voor de keeper) of elke foutgeschoten bal met één of meerdere excuses. Het doormidden beuken, sliden of een gepaste schouderduw behoort dan ook niet tot repetoire van de voetballende Japanner en na een aantal keer onbedoeld Japanners stof te hebben doen happen besloot ik het maar wat rustiger aan te doen. Ondanks het feit dat respect voor je medespeler altijd hoog in het vaandel staat was het grappig om te zien dat het “poorten” van een speler onvermijdelijk leidt tot kleinerende lachsalvo’s van de gehele groep, net zoals in Nederland. Na de wedstrijd uitgenodigd om, om één uur ’s middags, deel te nemen aan de derde helft (bier drinken), net zoals in Nederland. Uiterst vermakelijk.

woensdag, april 05, 2006

Zwarte Dinsdag

Het onvermijdelijke is definitief, mijn opdracht wordt gecanceled. Een fantastische opdracht waar ik in totaal twee weken aan heb kunnen werken. Fuck! Ik heb in totaal nog twee dagen om mijn opdracht af te ronden. Dezelfde middag krijg ik een volledig uitgewerkte planning van mijn volgende opdracht. Ik moet de besturing schrijven van een pick-and-place-apparaat voor semi-conducters. Oftewel, een machine die minuscule chips op kan pakken en vrij precies op een andere locatie weer neer kan leggen. Daarvoor moet ik programmeren in C++, een taal behorende tot één van de meest nuttige onder de programmeertalen. Overbodige toevoeging: mijn nieuwe baas heeft haar alsof ie net uit een storm komt gelopen en zit in voetbal-team waar ik ook aan mee doe. KWW.

dinsdag, april 04, 2006

Miffy

Na de pauze is er standaard een zeer korte dagelijkse vergadering. Aan je team a 12 man meld je dat er een gloeilamp moet worden vervangen, dat er eindelijk weer nieuwe post-its zijn of dat de nieuwste testresultaten van een experiment binnen zijn. Uiterst efficiënt, ware het niet dat men in een kring staat van een straal á plusminus vier meter en aangezien men niet het buurtteam wil lastig vallen met een overdaad aan feiten, relatief zacht praat. Gevolg is dat i.i.g. de helft van de groep het niet verstaat. De maatregel die de ene ontvangende helft van kring dan neemt is, individueel geïnitieerd doch in koor plaatshebbende, het vooroverbuigen van het bovenlichaam om zo een dertigtal kostbare centimeters dichter bij de spreker te staan. Dit proces herhaalt zich tot nu toe elke dag, niemand verstaat iemand, iemand rond zijn verhaal af en niemand geeft feedback. Hoewel feedback op dat soort momenten in Japan ook geen vereiste is (zwijgzaam instemmen is altijd beter) valt, afgeleid van het aantal verdwaasde blikken of juist het chronische ja-geknik te concluderen dat de efficientie duidelijk te verbeteren valt. Het ontstaan van dit ritueel ligt in een in het verleden plaatsgenomen groot ongeluk (wat voor ongeluk is nogal obscuur). Vervolgens heeft men het een aantal weken volgehouden om dagelijks veiligheidssituaties te bespreken. Nu moet, na het “post-it”-verhaaltje van de baas een groepsgenoot een verhaaltje vertellen. Vroeger ging het nog over werk gelateerde “onzin”, tegenwoordig over een veranderde stoplichten-situatie twee blokken verderop, de weersvoorspellingen of dat Miffy het populaire konijntje in het echt Nijntje heet en uit Nederland komt om voor eens en altijd de onwaarheden de wereld uit te helpen.

maandag, april 03, 2006

Rollende Steentjes


In een onoplettend moment werd ik gebeld door een Finse vriendin van mij die met de levensvraag kwam of ik meeging naar de Rolling Stones voor het bedrag van waarvan Mick een sappige Kobe-biefstuk van kan verorberen. Eenmaal mijn toezegging geven, kon ik me vijf dagen lang verheugen op nostalgische deuntjes van spastisch bewegende bejaarden in een enorme concertzaal in Saitama. Hoewel een altijd keurige, niet-uitbundige sfeer de overhand had in het met 60,000 man gevulde stadion wist een nummer als “Paint it black” me toch makkelijk kippenvel te bezorgen. Mooie ervaring.